maandag 27 september

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 1

www.neo4tx.nl

het fornuis

de stofzuiger

het kozijn

de schoorsteen

de bezem

de emmer

de spiegel

het gordijn

de hakken

de bretels

lekker

Ik vind wortels lekker

vies

Ik vind de saus vies

   veel    weinig

knap    lelijk

Hij zeemt het raam

jij bent knap

schoonmaken

ik maak de kamer schoon

Hij  maakt de keuken schoon

Wij maken de school schoon

de hond

de poes

1. de magnetron
2. het fornuis
3. de oven
4. de ijskast

1. het laken
2. het kussen
3. het bed
4. de deken

de auto staat.................
het huis

de bal is ...........
de tafel

____begint de vakantie?

1. hoe
2. wanneer
3. wie
4. waar

____huil je?

1. wie
2. waarom
3. waar
4. hoe

____doe je in de pauze?

1. wat
2. wie
3. welke
4. hoe

____ heet je vader?

1. wie
2. wat
3. hoe
4. wanneer

___ ligt het boek?

1. wie
2. hoe
3. waar
4. waarom

____woon je?

1. waar
2. wat
3. wie
4. waarom

Zwemt jij in het zwembad?

1. goed
2. fout

Vul het juiste voorzetsel in:
Marie loopt.............binnen.

1. naar
2. aan
3. in
4. bij

Vul het juiste voorzetsel in:
De boeken zitten...........de tas.

1. achter
2. op
3. in
4. uit

Vul het juiste voorzetsel in:
Piet zet de bloemen..........tafel.

1. in
2. onder
3. achter
4. op

Vraagzin met vraagwoord.

Wat?

Waar?

Wanneer?

Hoe?

Met wie?

De woordvolgorde bij een vraagzin met een vraagwoord

1. Vraagwoord	2. Werkwoord	3. Persoon	4. Extra informatie
Wanneer	fietst	hij	naar school?

Vraagzin met vraagwoord.

Wat eet de jongen?

Waar slaapt het kind?

Wanneer fietst het meisje naar huis?

Hoe smaakt het toetje?

Met wie danst de juf op het feest?

oefenen met de vraagwoorden

wie - wat - waar - waarom - wanneer - welke - hoe

Het- woorden

Dit 

Dat 

Is dit jouw boek ?

Nee, dat is mijn boek

De- woorden

Deze

Die

Is deze pen van jou?

Nee, die pen is van mij