verkeer les 1 flex

Verkeer les 1
Tussen school en thuis ligt de echte wereld!

Lessen en opdrachten ter voorbereiding van het verkeersexamen!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Verkeer les 1
Tussen school en thuis ligt de echte wereld!

Lessen en opdrachten ter voorbereiding van het verkeersexamen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat is verkeer?

Slide 2 - Woordweb

Als jij in de auto zit, ben je dan onderdeel van het verkeer?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Als je op een step rijdt, gelden dan de regels voor een voetganger of voor een bestuurder?
A
voetganger
B
bestuurder
C
geen regels

Slide 4 - Quizvraag


Is het meisje een bestuurder? 
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quizvraag

hierna volgt een filmpje over je gedrag als voetganger. Het komt uit België, maar de regels gelden hier ook. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wanneer ben je een voetganger?
Waar moet je lopen? 

Slide 8 - Tekstslide


Verkeersbord voetpad.
Een voetpad mag betreden worden door voetgangers en personen die de regels voor voetgangers in acht moeten nemen.
Dat betekent dat een voetpad ook toegankelijk is voor wie een fiets, bromfiets of motorfiets aan de hand meevoert.
Bestuurders van gehandicaptenvoertuigen mogen ook op een voetpad komen.
Je hebt een lekke band en je moet gaan lopen. Mag je op het voetpad lopen?
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quizvraag


Waar moet je hier lopen als voetganger?
A
op de weg
B
rechts op het fietspad
C
links op het fietspad slingeren om de palen

Slide 10 - Quizvraag


Wat betekent dit bord?
A
pas op! Voetgangers
B
verboden voor voetgangers
C
je mag niet naar links lopen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?

Slide 12 - Open vraag




Wat past het best bij dit bord? 
A
auto's moet je voor laten gaan, dus lopen maar.
B
Lopen maar, iedereen stopt voor je.
C
bestuurders moeten je voor laten gaan, maar let zelf goed op en kijk uit!
D
Wacht tot er een volwassenen in de buurt is, dan mag je oversteken

Slide 13 - Quizvraag


Wat zie je hier? En waarom is dit handig bij het oversteken? 

Slide 14 - Open vraag


Hoe hard mag een bestuurder hier rijden? 
A
10 km/u
B
15 km/h
C
30 km/h
D
50 km/h

Slide 15 - Quizvraag


Mag je hier spelen op straat?
A
Nee, natuurlijk niet.
B
Ja, de auto's moeten rekening houden met je

Slide 16 - Quizvraag


Als er geen stoep was, waar moesten Tom en Isa dan lopen? 
A
op de straat
B
op het fietspad
C
dat mogen ze zelf weten
D
in de berm

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer ben je 
een bestuurder? 
Waar moet je fietsen? 

Slide 18 - Tekstslide

Waar moet een bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden?

Slide 19 - Open vraag


wat betekent dit bord? 
A
fietspad, je mag hier fietsen
B
fietspad, je moet hier fietsen
C
verboden voor fietsers
D
fietsers en brommers moeten hier rijden

Slide 20 - Quizvraag

Als je op een fietsstrook langs de weg rijdt, mag je dan over de streep van de fietsstrook rijden?
A
Nee
B
ja, altijd
C
ja, als je inhaalt

Slide 21 - Quizvraag


wat betekent dit bord? 
A
fietspad, je mag hier fietsen
B
fietspad, je moet hier fietsen
C
verboden voor fietsers
D
fietspad: voor fietsers en brommers.

Slide 22 - Quizvraag

Waar moet je fietsen?
A
midden op het pad, dan kan iedereen om je heen
B
rechts, altijd
C
links, altijd
D
maakt niet uit

Slide 23 - Quizvraag

Mag je hier fietsen
of wandelen
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag


Wat zie je hier? 
A
Hetverkeerslichtenvlak voor fietsers
B
het opstelvlak voor fietsers
C
het voorsoteervlak voor verkeer dat rechtdoor wil

Slide 25 - Quizvraag


Wat wil Karim doen, denk je?
A
Karim wil rechtdoor fietsen
B
Karim wil rechts afslaan
C
Karim wil naar het linker voorsorteervak
D
Karim wil in het voorsorteervak voor auto's wachten

Slide 26 - Quizvraag


Kari wil rechtdoor, doet hij het goed?
A
Nee, je mag nooit voorsorteren op het vlak voor auto's
B
ja, als je rechtdoor gaat, mag je altijd op het vlak voor auto's
C
nee, er is een fietspad
D
Ja, hij mag op het vlak voor auto's

Slide 27 - Quizvraag


Welke uitspraak is niet waar? 
A
Fietsers mogen het fietspad oversteken en rechtdoor fietsen
B
fietsers mogen hier rechts afslaan
C
Aan de haaientanden op het fietspad kun je zien dat je voorrang moet geven
D
fietsers mogen hier niet rechts afslaan

Slide 28 - Quizvraag


Bekijk de foto. Waar of niet waar?
A de fietser mag hier niet fietsen
B Fietsers en bromfietsers mogen daar niet oversteken
C de fietser fietst op de goede plek
A
C is waar, A en B zijn niet waar
B
Alle zinnen zijn waar
C
A en B zijn waar, C is niet waar
D
B is waar, A en C zijn niet waar

Slide 29 - Quizvraag


Bekijk de foto. Welke zin hoort bij deze foto
A
Als het (brom)fietspad eindigt, mag je op straat verder fietsen
B
als het (brom)fietspad eindigt, mag je niet verder fietsen
C
Na het verkeersbord is het verboden voor (brom)fietsers

Slide 30 - Quizvraag

Tekst

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Hoe ging het?
(100 is heel goed)
0100

Slide 33 - Poll

verder oefenen? 

https://www.verkeer-oefenen.nl/verkeer-groep-7?nwt=

Je kan, als je het een beetje lastig vond verder oefenen bij junior einstein, bij lopen en fietsen. ( de rest komt nog) 

Slide 34 - Tekstslide