Les 6 (4 oktober 2025) alinea's kernzinnen meewerkend voorwerp

L6 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk?
2. Even  kijken naar oefentoetsen in de online leeromgeving. 

3.   Cursus 1 Meer dan lezen §4 Alinea's en kernzinnen  
             - Wat is een alinea? 
             - Hoe herken je kernzinnen?
  
3.  Cursus 5 (Grammatica):   §9 Meewerkend voorwerp 

3. Huiswerk voor komende week 

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary EducationAge 12

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

L6 Wat doen we vandaag? 

1. Hoe ging het huiswerk?
2. Even  kijken naar oefentoetsen in de online leeromgeving. 

3.   Cursus 1 Meer dan lezen §4 Alinea's en kernzinnen  
             - Wat is een alinea? 
             - Hoe herken je kernzinnen?
  
3.  Cursus 5 (Grammatica):   §9 Meewerkend voorwerp 

3. Huiswerk voor komende week 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ging het met huiswerk maken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Hoe lang duurde het huiswerk maken ongeveer?
minder dan 1.5 uur
meer dan 1.5 uur

Slide 3 - Poll

Vocabulaire
Leuke video in Nieuw Nederlands (over broer en zus relaties). 

Filmpje 1 - Video

Cursus 1 Meer dan lezen / § 4 Alinea's en kernzinnen / Opdracht 7 / Filmpje 1

Slide 4 - Tekstslide

Vocabulaire
positie
vertroetelen
eau de cologne  
aanstichter
signaleren


Slide 5 - Tekstslide

Vocabulaire
positie:            verschillende betekenissen, bijv. functie, maar hier                                   gebruikt als 'plek'. ). 
vertroetelen:   verwennen 
eau de cologne: geoniem van Frans eau de Cologne, "water uit                                     Keulen", omdat het in de 17e eeuw in die stad werd                                 ontwikkeld.

aanstichter:    iemand die iets slechts als eerste veroorzaakt
signaleren:      constateren: het gesignaleerde euvel


Slide 6 - Tekstslide

Wat weet jij al -
wat is een alinea?

Slide 7 - Woordweb

Wat zegt de theorie? (in je boek, blz 30-31)

Alinea's:
  • Teksten zijn verdeeld in alinea's.

  • Een alinea bestaat uit een aantal zinnen die bij elkaar horen (ze gaan over hetzelfde).

  • Iedere alinea begint op een nieuwe regel. 

Slide 8 - Tekstslide

Kernzinnen:
  • In een alinea staat de belangrijkste informatie in de kernzin. 
  • Kernzin is meestal de eerste zin (soms de laatste). Soms is de kernzin de tweede zin.

  • Na de kernzin wordt er uitleg gegeven of een voorbeeld.

Slide 9 - Tekstslide

Even lezen:

Lees nog een keer (want het was al eerder huiswerk): 
- Tekst 1: "Waarom broers en zussen elkaar soms de kop inslaan." 

Blz 31-32 in je lesboek

Slide 10 - Tekstslide

Grammatica
We gaan verder met zinsontleden (blz 212 - 221)
§5 werkwoordelijk gezegde
§7 lijdend voorwerp 
§9 meewerkend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde ook al weer?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Wij hebben lang moeten zoeken naar de autosleutels.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

Ik kijk vanavond naar de rugby wedstrijd.

Slide 14 - Open vraag

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden in een zin?

Slide 15 - Open vraag

Elke zin heeft een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Lv: wat(wie)+gezegde+onderwerp=lv
Wat is het lv in deze zin:

De boer verkocht zijn koeien aan zijn buurman.

Slide 17 - Open vraag

Wat is het lv in deze zin?
De buurman besproeide zijn bloemen met de tuinslang

Slide 18 - Open vraag

De nichtjes maakten een tekening voor oma vanwege haar verjaardag.
Wat is het lv?
A
de nichtjes
B
haar verjaardag
C
voor oma
D
een tekening

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vind je het
meewerkend voorwerp
in een zin?

Slide 20 - Woordweb

Het meewerkend voorwerp 

  • het mv geeft aan voor wie iets bestemd is of van wie iets wordt afgenomen. 
  • het mv is meestal een mens of een dier. 

Bijvoorbeeld: Julia en Kim gaven een cadeautje aan hun moeder.
Toen de kinderen niet luisterden, nam hun vader hun de playstation af.

Slide 21 - Tekstslide

het meewerkend voorwerp (2)
Het mv kan beginnen met 'aan'. Als er 'aan' staat in de zin, kun je het ook weglaten in de zin (als het om een mw gaat).   Kijk, als het er niet staat, of je het toe kan voegen. Zo ja? Dan is dat zinsdeel vaak een meewerkend voorwerp. (let op: soms 'bij', zie beneden). 

Hoe vind je het? 
Bepaal eerst het wg, het ow, en het lv. 
Vraag dan: aan wie + wg + ow + lv? 
Het antwoord is het mw. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat is het mv:
Marco had zijn ouders een kaartje moeten sturen vanuit Thailand.
A
zijn ouders
B
een kaartje
C
Thailand
D
had moeten sturen

Slide 23 - Quizvraag

Even oefenen!
Wat is het mv in deze zin:
De vader leende zijn pinpas aan zijn dochter uit.

Slide 24 - Open vraag

Wat is het lv en het mv in deze zin:
Maandag moeten de roostermakers de roosters overhandigen aan ons
(lv: wat(wie)+wg+ow mv: aan wie+wg+ow+lv)

Slide 25 - Open vraag

Hij trok zijn dochter een schattig jasje aan.
Wat is het mw voorwerp?
A
een schattig jasje
B
jasje aan
C
hij
D
zijn dochter

Slide 26 - Quizvraag

Niet elke zin heeft een meewerkend voorwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Zelfevaluatie:
"Ik kan het meewerkend voorwerp van een zin vinden"
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
-910

Slide 28 - Poll

Lesafsluiting
Volgende week weer een fysieke les!  
- Cursus 5 Grammatica §9  Maak opdracht 1 en 7c. 
- Maak wat oefentoetsen  ter voorbereiding van de toets die komen gaat over  Cursus 5, §1, §3, §5. De toets is gepland op 18 oktober.  Je kunt ook een training doen (zie email) 
- Cursus 1 Meer dan lezen  
▪ §4 Alinea's en kernzinnen - Schrijfopdracht. Schrijf twee alinea's over iemand die je goed kent. Opdracht 9 uit het boek (blz 35).  inleveren 18 oktober. 
  
  
  
  
Inleveren in 2 weken voor of op 12 oktober     

Slide 29 - Tekstslide