• Het zelfstandig werkwoord (zww) heb je nodig om de zin te begrijpen.
• Het hulpwerkwoord (hww) kun je weglaten en dan begrijp je de zin nog steeds.
Slide 2 - Tekstslide
Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin? Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord.
Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis.
Slide 3 - Tekstslide
ZIJN (WAREN) HEBBEN (HADDEN)
Hulpwerkwoorden komen altijd samen met een ander werkwoord in de zin.
Er zijn verschillende hulpwerkwoorden.
bijvoorbeeld hulpwerkwoorden van tijd.
VERLEDEN TIJD: WAREN en HADDEN
Slide 4 - Tekstslide
Zelfstandig werkwoord
Een zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin!
Heeft een zin maar één werkwoord? Dan is het altijd een zelfstandig werkwoord.
Een zin kan niet zonder een zelfstandig werkwoord (zww)!
Als een zelfstandig werkwoord weggelaten wordt in een zin, dan klopt de zin niet meer
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoorden verleden tijd
hele werkwoord
sterk/ zwak
stam
laatste letter
T eX-KoFSCHiP
ik-vorm
OVT enkelvoud
OVT meervoud
werken
zwak
werk
k -> ja
werk
werkte
werkten
vertellen
zwak
vertell
l -> nee
vertel
vertelde
vertelden
lopen
sterk
-
-
-
lezen
sterk
-
-
-
Slide 6 - Tekstslide
Zwakke werkwoorden, verleden tijd
Slide 7 - Tekstslide
ZWAKKE WERKWOORDEN VERLEDEN TIJD
Slide 8 - Tekstslide
LET OP!
Staan er meerdere werkwoorden in de zin, dan is de persoonsvorm sowieso een hulpwerkwoord.
Hij zou leraar willen worden: zou willen worden
Twee hulpwerkwoorden > zou, willen.
Hoofdwerkwoord: worden.
Slide 9 - Tekstslide
Sterke werkwoorden (verleden tijd)
Sterke werkwoorden (verleden tijd)
Slide 10 - Tekstslide
werkwoorden 'vervoegen'???
Slide 11 - Tekstslide
Waarom?
omdat vervoeging een belangrijke manier is om betekenis over te brengen in de taal. Door werkwoorden te vervoegen, geven we aan wie de handeling uitvoert, wanneer de handeling plaatsvindt, en in welke stemming de zin staat.