12-04-2019, V2

Kein Laptop!
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kein Laptop!

Slide 1 - Tekstslide

timer
0:30

Slide 2 - Tekstslide

Zijn er vragen?

Slide 3 - Tekstslide

Heute: 
1. Keuzewerktijd:
a) Oefenen Grammatik D  (oefenblad)
-> leerdoel grammatica: persoonlijke voornaamword in  de 3e en 4e naamval kunnen toepassen
of 
b) Tekst  "Fleisch oder kein Fleisch? " lezen  en opdrachten maken (blz. 41 t/m 42, opdr. 5 & 6)
-> leerdoel leesvaardigheid: je kunt belangrijke informatie in een tekst bepalen door sleutelwoorden te herkennen

2. Quiz ter voorbereiding voor de SO

Slide 4 - Tekstslide

Antworten Grammatik
1. ihn (4e), 2. dir (3e), 3. es (4e), 4. ihn (4e), 5. mir (3e), 
6. Ihnen(3e),7. ihr (3e),8. mich (4e), 9. es (4e),10. ihr(3e),
11. ihnen (3e),12. sie (4e), 13. es (4e) 14. sie (4e), 15. er (1e), 
16. ihr (3e), 17. ihm (3e) 

Slide 5 - Tekstslide

Antworten Lesetext, Seite 40
Seite 41

Slide 6 - Tekstslide

Antworten Lesetext, Seite 42

Slide 7 - Tekstslide

Door wat kan je het lijdend voorwerp vervangen? (Caddy)
A
aan
B
hem
C
hij
D
Genitivus

Slide 8 - Quizvraag

Wat komt er achter derde naamval vrouwelijk ? (Caddy)
A
-em
B
-er
C
-en
D
niets

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de eerste naamval? (Caddy)
A
Nominativus
B
Genitivus
C
Dativus
D
Akkusativus

Slide 10 - Quizvraag

(Eline) Dit hoort niet bij 'bestek':
A
die Gabel
B
die Nudeln
C
das Messer
D
der Löffel

Slide 11 - Quizvraag

(Eline) Dit is geen smaak:
A
Butter
B
sauer
C
scharf
D
süß

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de derde naamval?

Slide 13 - Open vraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden zijn hetzelfde in de 3e en 4e naamval?
A
wij, zij en jullie
B
zij en jullie
C
jullie en ons
D
wij, zij en u

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Ich gebe ... (aan hun) einen Apfel.
A
euch
B
sie
C
ihnen
D
Ihnen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent 'sonst' ?

Slide 17 - Open vraag

Wat is eten waar Nederland bekend om staat?
A
die Bratwurst
B
das Mineralwasser
C
der Reis
D
der Käse

Slide 18 - Quizvraag

Wat is gehaktbal in het Duits?
A
die Bratwurst
B
die Krokette
C
das Hackfleischball
D
die Frikadelle

Slide 19 - Quizvraag

Ich habe Hunger. Mein Vater gibt ... einen Apfel.
A
mij
B
mich
C
mir
D
mei

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent: "Ich esse das Abendessen mit einem Löffel"?
A
Ik eet het middageten met een vork.
B
Ik eet het ontbijt met een mes.
C
Ik eet het avondeten met bestek.
D
Ik eet het avondeten met een lepel.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de derde naamval van het woord: hij?
A
er
B
ihn
C
ihm
D
ihr

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de 3de naamval van jullie?
A
ihnen
B
euch
C
ihr

Slide 23 - Quizvraag

Welk van deze woorden past er niet tussen:
A
sauer
B
scharf
C
süß
D
sonst

Slide 24 - Quizvraag

Welk van deze producten is een dierlijk product?
A
die Kartoffel
B
das Obst
C
das Fleisch
D
de Schinken

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het Duitse persoonlijke voornaamwoord voor u in de 3e naamval? (Lars)

Slide 26 - Open vraag

An welche Wörter denkst du bei diesen Bildern? 

Slide 27 - Woordweb

Heb je nog vragen...
... kom naar het flexuur vandaag of komende week donderdag voor de toets!

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk:
Leren voor de SO

Slide 29 - Tekstslide

Hoe vond jij deze les?
A
prima
B
goed
C
kan beter

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide