Geluid herhaling 2
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat kun je zeggen over trillingstijd en toonhoogte?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Je hebt een dikke en een dunne snaar
A
De dikke snaar geeft een hoge toon
B
De dikke snaar geeft een lage toon
C
De dikke snaar geeft minder toon
D
De dikke snaar is luider
Slide 5 - Quizvraag
Je spant een snaar strakker aan
A
De toon wordt hoger
B
De toon wordt lager
C
De toon wordt zachter
D
De toon wordt luider
Slide 6 - Quizvraag
Je hebt een lange en een korte snaar
A
Ze geven geen toon
B
Ze geven dezelfde toon
C
De lange snaar geeft een hogere toon
D
De lange snaar geeft een lagere toon
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
In de afbeelding zie je een
A
Decibelmeter
B
Amplituder
C
Oscilloscoop
D
Trillingstijdmeter
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Tekstslide
Geef de som voor het berekenen van de trillingstijd.
trillingstijd in Hz
Keer (x)
Gedeeld door (:)
Aantal trillingen
Tijd in seconde
Is (=)
Slide 12 - Sleepvraag
Slide 13 - Tekstslide
Reken de trillingstijd uit.
0,2 s
Slide 14 - Open vraag
Het frequentiebereik van een mens is
A
60Hz tot 180.000Hz
B
16Hz tot 6000Hz
C
20Hz tot 20.000 Hz
D
1000Hz tot 60.000Hz
Slide 15 - Quizvraag
Wie hoort er meer hoge tonen?
A
Mot
B
Krokodil
C
Vleermuis
D
Mens
