V2 Grieks di 4 okt

G2A Grieks
Dinsdag 4 oktober 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

G2A Grieks
Dinsdag 4 oktober 

Slide 1 - Tekstslide

Nieuwe weektaak

Slide 2 - Tekstslide

Woordjes leren
Tips:
  • Lees de woordjes hardop voor
  • Schrijf de woordjes over
  • Je hoeft ze alleen Gr. -> Ne. te kennen, maar het helpt je om ze ook andersom te leren.
  • Beter vaker kleinere aantallen woordjes leren dan een keer alles.
  • Gebruik eens Drillster
 

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt het alfabet nog beter schrijven
  • Je kunt nog beter een Griekse tekst lezen
  • Je weet wat een adject is
  • Je weet hoe Kronos aan de macht kwam
  • Je weet wie Prometheus is
  • Je weet hoe de manen van Saturnus aan hun naam komen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

  • Sterren kijken
  • Grieks lezen
  • Instructie: gebruik van naamvallen
  • Werken aan de weektaak
  • Afsluiten


Slide 5 - Tekstslide

Wat zien wij hier?

Slide 6 - Tekstslide

Onder welke naam kennen wij de planeet Kronos?

Slide 7 - Tekstslide

Dit zijn de zeven grootste manen van Saturnus.

Ze zijn (deels) vernoemd naar Titanen.

Slide 8 - Tekstslide

Kronos castreerde zijn vader Ouranos (de hemel).

Dat deed hij met een sikkel -> de maan

Slide 9 - Tekstslide

Grieks lezen
  • Lees mee terwijl tekst 3 (TB p.21) wordt voorgelezen.
  • Lees tekst 3 hardop voor, eerst aan elkaar, dan ...
  • Voor de klas.
timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Prometheus

Slide 11 - Tekstslide

Prometheus
Prometheus was een titaan (zoon van Rhea en Kronos)
Hij had in de Titanenstrijd de kant van Zeus gekozen.

Slide 12 - Tekstslide

Het gebruik van naamvallen
Je weet:
  • Nominativus: OW
  • Accusativus: LV


Aant. 1.12
(HB p.93)

Slide 13 - Tekstslide

Hoe kun je de naamval van een Grieks woord herkennen?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Het gebruik van naamvallen

θεα (nom.) τον ἀνθρωπον (acc.) καλεῖ.
την θεαν (acc.) ἀνθρωπος (nom.) καλεῖ.

αἱ θεαι (nom.) τους ἀνθρωπους (acc.) καλουσιν.
τας θεας (acc.) οἱ ἀνθρωποι (nom.) καλουσιν.
Aant. 1.13
(HB p.94)

Slide 17 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van het gebruik van naamvallen in het Nederlands

Slide 18 - Open vraag

Het gebruik van naamvallen
Het Nederlands gebruikt ook naamvallen na voorzetsels.
Het best zie je dat bij de persoonlijke voornaamwoorden.

Slide 19 - Tekstslide

Gooi de bal naar Sara

Gooi hem naar ...
A
zij (nom.)
B
haar (acc.)

Slide 20 - Quizvraag

Ik heb het niet tegen ...

A
jij (nom.)
B
jou (acc.)

Slide 21 - Quizvraag

Hoe heb je het uit ... gekregen?
A
zij (nom.)
B
hen (acc.)

Slide 22 - Quizvraag

Het gebruik van naamvallen
Ook in het Grieks wordt een voorzetsel aangevuld met een bepaalde naamval (maar nooit de nominativus)
κατα + acc. : (verspreid) over
  • κατα τον ποταμον 
  • κατα την γην
  • κατα το πεδιον
NB: bij onzijdige woorden is er geen onderscheid tussen nom. en acc.

Slide 23 - Tekstslide

Het gebruik van naamvallen
Het woord of de woordgroep die volgt op het voorzetsel, noem je het adject.
κατα + acc. : (verspreid) over
  • κατα τον ποταμον  : verspreid over de rivier
  • κατα την γην : verspreid over de aarde
  • κατα το πεδιον  : verspreid over de vlakte

Slide 24 - Tekstslide

Werken aan de weektaak
timer
30:00

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kunt nog beter een Griekse tekst lezen
  • Je weet wat een adject is
  • Je weet hoe Kronos aan de macht kwam
  • Je weet wie Prometheus is
  • Je weet hoe de manen van Saturnus aan hun naam komen.

Slide 27 - Tekstslide

Lesdoelen gehaald vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll


Slide 29 - Open vraag