Hoofdstuk 9

9
Relaties
Hoe ik mijn vrienden probeer te mixen
Er
Zouden
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2WOStudiejaar 6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

9
Relaties
Hoe ik mijn vrienden probeer te mixen
Er
Zouden

Slide 1 - Tekstslide

timer
4:00

Slide 2 - Tekstslide

relaties

Slide 3 - Woordweb

Kies een foto en vertel...
- wie is / zijn het?
- wat doen ze?
- Waar ken je ze van?
- Waar is de foto genomen?
- ...

Slide 4 - Tekstslide

Hoe ik mijn vrienden probeer te mixen

Slide 5 - Tekstslide

Welke activiteit heeft voor een Nederlands huishouden gemiddeld de meeste milieu-impact?
A
spullen consumeren
B
vlliegen
C
autorijden
D
stroom gebruiken

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de meest milieuvriendelijke vorm
van reizen in Nederland?
A
vliegen
B
met de trein reizen
C
met de auto reizen

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het slechtste voor het klimaat?
A
kaas
B
kip
C
rundvlees
D
tofu

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Is het beter om een elektrische auto te rijden voor het milieu ten opzicht van een normale auto?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Als je groene stroom afneemt is dit altijd écht groene stroom?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

telwoord / hoeveelheid
De vijf functies van 'er'
verwijzend
indefiniet subject
plaats
prepositie
subject passieve zin
Hoeveel appels heb je?
Ik heb er drie.
grammaticaal
Er zit een kat op de vensterbank.
verwijzend
Hoe lang woon je in Haarlem?
Ik woon er drie jaar.
verwijzend
Houd je van drop?
Ja, ik houd ervan.
grammaticaal
Er wordt daar hard gewerkt.

Slide 17 - Tekstslide

er + indefiniet subject
er van plaats 
er + woord van hoeveelheid
er + prepositie
er + passief
 Ik heb er drie gekocht.
Ik houd ervan om na het eten koffie te drinken.
Wil je nog een koekje? Nee ik heb er al zes op.
Er loopt een man door de straat. 
Er zitten drie katten op de vensterbank.  
Er waren veel mensen op het feest.
India is een prachtig land, ik zou er graag eens naartoe gaan.
Ik heb er twee uur gewacht.
Hij heeft er vandaag niemand zien werken.
Heb je voldoende appels voor de taart? Ja ik heb er genoeg gekocht.
Denk je eraan dat je morgen een wedstrijd moet spelen?!
Ik luister er wel naar, maar ik versta het niet.
Er wordt daar hard gewerkt. 
Er worden veel feesten georganiseerd.
Er zijn twee fietsen gestolen.

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Je woont al tien jaar in de Kerkstraat. Het is een heel leuke diverse straat en je woont er met veel plezier. Je hebt een tijd geleden een artikel in de krant gelezen over Michiel, die een groentebak op zijn stoep heeft neergezet. Dat vond je een heel leuk en goed idee. Je hebt vier groentebakken op de stoep gezet met onder andere tomaten, aardbeien, paprika en sla. De plantjes doen het heel goed, je vindt het fantastisch. Je eet nu vaak uit eigen bak. Veel leuker dan groente in de supermarkt kopen. Wel jammer dat de hond van de buurman / buurvrouw in de bak poept en dat de buurman / buurvrouw dat niet opruimt. Je bent nu thuis aan het werk. De bel gaat. 
Je woont sinds zeven maanden in de Kerkstraat. Je woont er met veel plezier, het is een heel leuke diverse straat. Een paar maanden geleden heeft je buurman / buurvrouw groentebakken op de stoep gezet. De bakken zijn veel te groot, je kunt je fiets niet meer op de stoep zetten en je kunt er ook niet goed met de hond langs. Je vindt dat de buurman / buurvrouw de bakken moet weghalen. Hij / zij kan beter bij de lokale groenteboer groente en fruit kopen dan zelf kweken. Je gaat de hond uitlaten, maar eerst ga je even bij de buurman / buurvrouw langs om dat allemaal te zeggen. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Weg met die herhaling!
Vervang een de-woord door die/hem/ze,  vervang een het-woord door dit/dat/het.





Zet 'er' op de goede plek.
er is / het is

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Schrijf een tekst met een tip of ervaring voor het blog van maximaal 100 woorden. 
Schrijf een reactie  van maximaal 100 woorden. 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Pak een kaartje met een woord uit hoofdstuk 7, 8 of 9.
Doe wat op het kaartje staat om het woord duidelijk te maken aan een andere cursist.
  • uitbeelden
  • omschrijven
  • tekenen
timer
0:20
hoofdstuk 7  
hoofdstuk 8  
hoofdstuk 9

Slide 34 - Tekstslide