3.1 deel 1 Handel en kolonialisme


3.1 Handel en kolonialisme
Deel I
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les


3.1 Handel en kolonialisme
Deel I

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen hoe Nederlanders en Indonesiërs met elkaar in contact kwamen. 

  • Je kunt uitleggen wat de VOC in Indonesië deed in de 17e en 18e eeuw. 

Slide 2 - Tekstslide

Nederlanders naar Indonesië 
  • Cornelis de Houtman komt in 1596 als eerste Nederland in Oost-Indië aan.

  • Opbrengst net voldoende om de kosten eruit te krijgen, vooral door verkeerde ruilmiddelen. 294 man, waarvan 200 sterven. 

  • Toch is het doel bereikt: een route via Kaap de Goede Hoop is bewezen

Slide 3 - Tekstslide

Waarom Indonesië? 
  • De Portugezen ontdekken de route naar Azië.

  • Vasco da Gama maakt als eerste Europeaan de zeereis naar India (1498).

  • Portugezen houden deze Carreira da India strikt geheim.

Slide 4 - Tekstslide

Waarom Indonesië? 
  • De Nederlanders willen graag winst maken vanwege de oorlog met Spanje dus spionage!

  • Stiekem worden kaarten opgetekend om vervolgens te gebruikt te worden door Nederlandse handelaren. 

  • Jan Huygen van Linschoten reist mee en beschrijft de reis in zijn Itinerario.

Slide 5 - Tekstslide

De Itinerario, of Voyage ofte schipvaert, naer Oost ofte Portugaels Indien (...enz. enz.), was meer dan alleen een routekaart.
Er stonden heel veel tekeningen in van vreemde kusten, dieren, mensen en hun rituelen. De Nederlanders keken hun ogen uit.

Slide 6 - Tekstslide

Specerijen
  • Erg interessant, meer smaak, langere houdbaarheid, medicijn.

  • Peper, nootmuskaat en kruidnagel.

  • Groeit alleen in Zuidoost-Azië.

  • Door lange route, met veel tussenhandel zijn specerijen peperduur.

Slide 7 - Tekstslide



Bij aankomst...


  • Vriendelijke ontmoeting, uitwisseling van kennis en goederen. 
  • Honderden verschillende  volkeren.
  • Een landbouw-stedelijke samenleving
  • Leefden als jagers-verzamelaars

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Problemen
  • Steeds meer Nederlandse (compagnieën) bedrijven gaan naar Indië varen.

  • Hierdoor ontstaat veel concurrentie tussen Nederlanders onderling

  • De prijs van de specerijen daalt hierdoor snel, de winst dus ook.

  • Weg winst. 

Slide 10 - Tekstslide

De VOC in Indonesië 
  • Nederlandse regering (Staten-Generaal) grijpt in.

  • Compagnieën moeten samengaan in één bedrijf.

  • Hierdoor gaan ze concurrentie tegen en kunnen de winsten ook gebruikt worden in de oorlog tegen Spanje.

Slide 11 - Tekstslide

VOC in Indonesië 
  • VOC kreeg een handelsmonopolie. Dat betekent het alleenrecht om te handelen in Indonesië. 

  • Bouwen van handelsposten.

  • Contracten met inheemse vorsten.

  • Opbouwen van handelsnetwerk in Azië.

  • Indien nodig: veel geweld.

Slide 12 - Tekstslide

Jan Pieterszoon Coen
  • Gouverneur-generaal van Indonesië.

  • Berucht vanwege het gebruik van geweld. Molukken werden gedwongen om aan de VOC te verkopen. 

  • Vermoorden of verbannen van de bevolking van de Banda-eilanden.

  • Hongitochten, speciale strafexpedities om smokkelen tegen te gaan.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video



Einde van de VOC


  • Engeland krijgt sterkere vloot en de concurrentie nam toe.
  • Minder vraag naar producten van de VOC, terwijl bemanning steeds duurder werd.
  • Slecht bestuur en corruptie zorgde voor hoge schulden.
  • 1799: VOC ging failliet

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Welke tekst hoort bij welk begrip? 

Let op!: ieder begrip mag maar één keer worden gebruikt. 

Er werden handelsnederzettingen op gunstig gelegen plaatsen gesticht. Die bestonden uit een fort, een haven, wat pakhuizen en woningen. Van hieruit werd handel gedreven met de inlandse bevolking.
Begin 1621 verscheen de VOC met twaalf schepen voor het grootste eiland van de Banda-eilanden. De bemanning opende het vuur en kreeg de belangrijkste vestiging van het eiland in handen. Duizenden Bandanezen vluchtten naar de bergen. Hun dorpen werden verwoest. De inwoners werden onthoofd.
De koning van het eiland gaf aan de Compagnie de verzekering dat alle peper en wilde kaneel die in zijn rijk groeiden aan de Compagnie geleverd zouden worden. Verder zou alle peper geladen worden op schepen van de Compagnie, zonder dat andere landen er iets van zouden krijgen.
Handelspost
monopolie
strafexpeditie

Slide 17 - Sleepvraag

Welke conclusie kun je trekken na het zien van deze
afbeelding?
Gebruik de bron
A
VOC voerde niet alleen handel maar ook oorlog!
B
VOC maakte kanonnen
C
VOC hield van mode
D
VOC had weinig wapens

Slide 18 - Quizvraag

De VOC kreeg van de Staten-Generaal in 1602 het monopolie op de vaart en de handel met gebieden ten oosten van Kaap de Goede Hoop.

Wat wordt daarmee bedoeld?

A
Al het geld dat met de handel in Azië werd verdiend, moest aan de Staten-Generaal worden gegeven.
B
Alle mensen die in Aziatische landen woonden, waren voortaan Nederlander.
C
Alleen de VOC mocht handel drijven ten oosten van Kaap de Goede Hoop.
D
Alles ten oosten van Kaap de Goede Hoop was voortaan Nederlands koloniaal gebied.

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin over de VOC is juist?
A
De VOC was een initiatief van Amsterdamse handelaren
B
De Staten Generaal investeerde in de VOC
C
Iedereen kon aandelen kopen in de VOC, dus iedereen kon eigenaar zijn.
D
De VOC was een bedrijf dat eigendom was van de Staten Generaal.

Slide 20 - Quizvraag

VOC staat voor?
A
Vereniging Oost-Indische Compagnie
B
Verenigde Oost-Indie Compagnie
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Campagne

Slide 21 - Quizvraag

1. Alleen de VOC mocht handelen in Zuid-Amerika.
2. Alleen de VOC mocht handelen in Azië.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Beide zinnen zijn fout
C
Zin 1 = fout, Zin 2 = goed
D
Zin 1 = goed, Zin 2 = fout

Slide 22 - Quizvraag

?Leerdoelen?

  • Je kunt uitleggen hoe Nederlanders en Indonesiërs met elkaar in contact kwamen. 

  • Je kunt uitleggen wat de VOC in Indonesië deed in de 17e en 18e eeuw. 

Slide 23 - Tekstslide

Nu aan de slag met 3.1  opdracht 1 t/m 8
Is het aan het einde van de les niet af dan is het huiswerk

Slide 24 - Tekstslide