Les 3

Les 3: statussen
Doel van de les: je leert een status herkennen en toepassen in het dramatisch instrument
  • presentie
  • vragen
1 / 9
volgende
Slide 1: Tekstslide
DramaMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 9 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 3: statussen
Doel van de les: je leert een status herkennen en toepassen in het dramatisch instrument
  • presentie
  • vragen

Slide 1 - Tekstslide

Lesopbouw
  • warming-up
  • oefening 1: Hallo meneer!
  • uitleg en bespreken statussen
  • opdracht: statusupdate
  • oefening 2: statusimprovisaties
  • oefening 3: doe ik zo?

Slide 2 - Tekstslide

Warming-up

Slide 3 - Tekstslide

Oefening 1: Hallo meneer!
Je staat in twee groepen tegenover elkaar, groep A en B.
In het midden ontmoet je elkaar. Je krijgt elke keer een andere rol. Als je elkaar tegenkomt speel je de begroeting of ontmoeting kort uit. 
Hoe gaat dit met verschillende statussen, wat gebeurt er?

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg status
  1. Wat betekent status?
  2. Wat is het verschil tussen maatschappelijke status en status in het dramatisch instrument? Welke gaan wij inzetten?
  3. Welke status denk je dat jij doorgaans aanneemt?

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht statusupdate
Jullie worden verdeeld in groepjes van vier of vijf. In deze groepjes krijg je 10 minuten de tijd om een scene voor te bereiden waarin zowel een hoge als een lage status wordt uitgebeeld. Dit moet duidelijk zijn in je dramatisch instrument. 
Je mag zelf de verhoudingen kiezen (meer hoge of meer lage). De situatie wordt door jullie zelf bedacht. Jullie bereiden de scènes goed voor, geef elkaar feedback of de status goed te zien is in het dramatisch instrument. 

                                                                              We presenteren de scènes aan elkaar en evalueren of aan                                                                               elke speler goed te zien is welke status hij uitbeeldt en waarom wel of niet. 

  

timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

Oefening 2: statusimprovisaties

Twee spelers komen op de vloer. Een van hen gaat naar de gang. De spelers krijgen allebei een kaartje met daarop een situatie, een opdracht en een status. Zij mogen dit niet overleggen, en improviseren de scene. Zij moeten proberen de scene zo goed mogelijk te laten verlopen en hun status duidelijk uitspelen. 

Met de toeschouwers wordt besproken of de status duidelijk was, wat er goed ging tijdens het spel en wat er beter kan. 

Slide 7 - Tekstslide

Oefening 3: doe ik zo?
Drie spelers komen op de vloer. Een van hen gaat naar de gang. Hij weet niet, als hij straks binnenkomt, welke status hij heeft. Hij moet de tegenovergestelde status gaan spelen van degenen die al op de vloer zijn. Laten zij een lage status zien, dan betekent dat dat degene die binnenkomt een hoge status heeft. Dit moet dus heel duidelijk uitgebeeld worden. 
De speler die binnenkomt moet direct mogelijk deelnemen aan de scene, en proberen zo snel mogelijk de rol op zich te nemen wanneer hij dit doorheeft. De docent coacht vanaf de kant . 
De scene stopt pas wanneer de docent hem stil zet. 

Slide 8 - Tekstslide

Evaluatie
Terugkijken naar doel; hebben we hier vandaag aan gewerkt?
Vind je dat je het doel hebt behaald? 
Wat zou je hier nog in willen leren?
Hoe denk je dat je dit kunt gebruiken in je stage/op je werk?

Heb je een voorkeur voor het uitspelen van een status?

Volgende week verder met het onderwerp statussen.

Slide 9 - Tekstslide