Les 3 Klas 2/3 Il faut, être, avoir, aller, faire, futur proche

Programme
Salut, mon ami ! 
Des révisions: 
  • Il faut
  • Futur proche
  • avoir, être, aller, faire


1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransEnseignement Secondaire

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programme
Salut, mon ami ! 
Des révisions: 
  • Il faut
  • Futur proche
  • avoir, être, aller, faire


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Salut, mon ami !

Slide 3 - Tekstslide

il faut ...

Slide 4 - Tekstslide

Il faut bien écouter.
je moet goed luisteren.

Slide 5 - Tekstslide

Il faut
il faut + hele werkwoord ​
     Par exemple:​
il faut faire des exercices! – je moet oefeningen doen!​
il faut écouter! – jullie moeten luisteren!​
Il faut aller chez le docteur! - je moet naar de dokter gaan!

Slide 6 - Tekstslide

Vertaal: En France, il faut parler français.

Slide 7 - Open vraag

Je moet rust nemen
A
il faut se reposer
B
il faut me reposer
C
il faut te reposer
D
tu faut se reposer

Slide 8 - Quizvraag

je moet
commencer
ontmoeten
faire de la plongée
Il faut
aller à la plage
beginnen
rencontrer
nager

Slide 9 - Sleepvraag

Je moet veel water drinken.
A
Il faut boire de l’eau.
B
Il faut boire beaucou d’au.
C
Il faut boire beaucoup d’eau.

Slide 10 - Quizvraag

Je moet rust nemen
A
il faut se reposer
B
il faut me reposer
C
il faut te reposer
D
tu faut se reposer

Slide 11 - Quizvraag

Révisions
avoir, être, faire et aller

Slide 12 - Tekstslide

AVOIR ( = hebben)

Slide 13 - Tekstslide

Het werkwoord Avoir
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

ÊTRE

Slide 15 - Tekstslide

Het werkwoord être
timer
1:00

Slide 16 - Tekstslide

ÊTRE+AVOIR
Oefening

Slide 17 - Tekstslide

Conjugue "avoir"
  • Nous
  • Tu
  • Je
  • Vous
  • Elles
  • On
timer
0:30

Slide 18 - Tekstslide

Conjugue "être"
  • Nous
  • Tu
  • Je
  • Vous
  • Elles
  • On
timer
0:30

Slide 19 - Tekstslide

le verbe faire = doen of maken

Slide 20 - Tekstslide

Faire

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Faire du ???

Faire du ???


Slide 23 - Tekstslide

Faire du ???
Faire du ???

Slide 24 - Tekstslide

Faire ex.1,2,3
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Faire
On
Je
Tu
Vous
Ils
Nous
timer
1:00

Slide 26 - Tekstslide

aller

Slide 27 - Tekstslide

Verbe: ALLER
Verbe: ALLER

Slide 28 - Tekstslide

Gaan: Aller

Slide 29 - Tekstslide

Aller = gaan

Slide 30 - Tekstslide

ALLER (=gaan)

Slide 31 - Tekstslide

Le Futur Proche

Slide 32 - Tekstslide

Futur proche of Futur simple
Je vais parler à mon père.

Tu trouveras la solution.

Slide 33 - Tekstslide

Futur proche

Slide 34 - Tekstslide

Futur proche
Maar.... aller is ook het hulpwerkwoord van de futur proche:
aller + infinitif = futur proche

Slide 35 - Tekstslide

futur proche

Slide 36 - Tekstslide

Comment formes-tu le futur proche ?
On répète le verbe aller + la théorie du futur proche
timer
1:00

Slide 37 - Tekstslide

Futur proche = aller + heel ww

Slide 38 - Tekstslide

Hoe maak je de futur proche?
ww. aller + heel werkwoord (gaan + b.v.: eten)
De futur proche van het werkwoord eten  = aller + manger
Straks                       ga ik een hamburger eten
Tout à l'heure        Je      vais               manger         un hamburger
                                     
                                    O      vorm     +       infinitif            rest van de zin
                                           van aller

Slide 39 - Tekstslide

Le futur proche
Wat was ook alweer de futur proche?

Hoe vervoeg je de futur proche?
timer
1:00

Slide 40 - Tekstslide

C'est la fin.
Hoe vonden jullie deze les?

Slide 41 - Open vraag