Hoofdstuk 2 gezinnen in de tijd

Hfst. 2 Gezinnen in de tijd
De essentie van dit hoofdstuk is dat gezinnen ook ruilen over de tijd. 
Dit doen ze door bijvoorbeeld in zichzelf te investeren of door te lenen of juist te sparen. 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hfst. 2 Gezinnen in de tijd
De essentie van dit hoofdstuk is dat gezinnen ook ruilen over de tijd. 
Dit doen ze door bijvoorbeeld in zichzelf te investeren of door te lenen of juist te sparen. 

Slide 1 - Tekstslide

To do today
  • Herhaling §2.1 en §2.2
  • uitleg §2.3
  • maken opgaven §3 en toepassen H2
  • bespreken opdrachten
  • uitleg §3.1 en 3.2 

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel

Aan het eind van de les weet je waarom en op welke manier de overheid ruilt over de tijd. 

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel sommen uit het boek heb je al gemaakt?
A
10+
B
10-5
C
4-1
D
Ik ga dit weekend beginnen :)

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Van een land is het volgende gegeven:
De CPI van dit land is gelijk aan:
A
104,4
B
104,5
C
106,2
D
108,2

Slide 6 - Quizvraag

Van een land is het volgende gegeven:
Stel dat bekend is dat dit land in 2020 een inflatie van 3% heeft.
Hoe groot is dan de CPI in 2020?

A
102,9
B
103,0
C
106,0
D
106,1

Slide 7 - Quizvraag

De inflatie stijgt met 2,5%
Het inkomen van Rick stijgt met 1,5%
Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Rick?
A
Daalt met 0,5%
B
Stijgt met 1%
C
Daalt met 1%
D
Stijgt met 0,5%

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

§ 2.1 Arbeidsproductiviteit in een mensenleven
Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Door stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt de waarde van menselijk kapitaal.
De arbeidsproductiviteit stijgt door:
- ......................................................
- .......................................................
- .......................................................

Slide 10 - Tekstslide

§ 2.1 Arbeidsproductiviteit in een mensenleven
Arbeidsproductiviteit: productie per werknemer per tijdseenheid. Door stijging van de arbeidsproductiviteit stijgt de waarde van menselijk kapitaal.
De arbeidsproductiviteit stijgt door:
- scholing
- werkervaring
- specialisatie

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsproductiviteit bepaalt onder meer de loonkosten per product voor de bedrijven. Dit bepaalt weer onder andere de kostprijs van producten.
  

Totale loonsom / productie = loonkosten per eenheid product.


Als de arbeidsproductiviteit ........................ stijgt dan de lonen, nemen de kosten per eenheid product af en kunnen de prijzen ......................

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Arbeidsproductiviteit bepaalt onder meer de loonkosten per product voor de bedrijven. Dit bepaalt weer onder andere de kostprijs van producten.


Totale loonsom / productie = loonkosten per eenheid product.


Als de arbeidsproductiviteit meer stijgt dan de lonen, nemen de kosten per eenheid product af en kunnen de prijzen dalen.

Slide 14 - Tekstslide

Inter = Tussen

Tempo(reel) = Tijd. 

Intertemporele ruil houdt in dat je ruilt over tijd. 


Slide 15 - Tekstslide

§ 2.2 Looninkomen in een mensenleven
Scholing is één van de manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen.

Waarom is scholing investeren? 
...................................................................................................................................................................................................................................................................................................

Slide 16 - Tekstslide

§ 2.2 Looninkomen in een mensenleven
Scholing is één van de manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen.

Waarom is scholing investeren? 
Je maakt nu kosten (scholing & gemist looninkomen) zodat je later hogere opbrengsten hebt (hogere verdiencapaciteit).

Slide 17 - Tekstslide

Waarom is scholing ‘ruilen over de tijd’?
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................
...............................................................

Slide 18 - Tekstslide

Waarom is scholing ‘ruilen over de tijd’?
Je loopt nu inkomsten mis en 'consumeert' scholing, maar later zijn de inkomsten hoger, waarmee je de naar voren gehaalde consumptie terugbetaalt.

Slide 19 - Tekstslide

Ruilen over de tijd 
Synoniem voor intertemporele ruil.

Lenen (je haalt consumptie naar voren)
Sparen (je stelt consumptie uit)
Rente = de prijs van tijd
SUPER BELANGRIJK!

Slide 20 - Tekstslide

§ 2.3 Consumptie in een mensenleven
Als je een min of meer permanent consumptieniveau wil hebben, moet je ruilen over de tijd. Meestal begin je met geld lenen (studie, koop huis), en betaal je dit later af. In het eerste geval geef je meer uit dan je verdient, daarna verdien je meer dan dat je aan goederen / diensten uitgeeft.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

vragen maken
§2.3: vraag 1
toepassen: 2,3,5,6,8
Klaar? ga dan naar test je zelf in de online omgeving
timer
25:00

Slide 24 - Tekstslide

Stelling 1:
Het is goed wanneer de overheid geld leent om een dijk aan te leggen.
A
Eens
B
Oneens

Slide 25 - Quizvraag

Stelling 2:
Het is goed wanneer de overheid geld uitgeeft om de HEMA te redden.
A
Eens
B
Oneens

Slide 26 - Quizvraag

Stelling 3:
Het is goed als de overheid geld leent om de salarissen van ambtenaren te betalen.
A
Eens
B
Oneens

Slide 27 - Quizvraag

Stelling 4:
De overheid moest staatssteun geven aan KLM.
A
Eens
B
Oneens

Slide 28 - Quizvraag

Stelling 5:
Het is goed als de overheid investeert in beter onderwijs
A
Eens
B
Oneens

Slide 29 - Quizvraag

Collectieve goederen
  • Niemand kan worden uitgesloten.
  • Gelijktijdige consumptie.

Slide 30 - Tekstslide

Collectieve goederen

Slide 31 - Woordweb

Obligatie
  • Schuldpapier
  • Rente
  • Aflossing
  • Toekomstige generaties betalen mee aan de rente op de obligatie

Slide 32 - Tekstslide

Welk positief extern effect heeft onderwijs?

Slide 33 - Open vraag

Positieve externe effecten onderwijs
  • Hogere arbeidsproductiviteit
  • Hoger bbp
  • Hogere economische groei
  • Hogere toekomstige belastingopbrengsten

Slide 34 - Tekstslide

Een jaar extra onderwijs leidt tot
5%-15% meer loon
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Aan de slag
§3.1: 1,2,3,6,7
§3.2: 1 en 4

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Slide 38 - Video