Bekendmaking van den Opperbevelhebber Mededeeling aan het Nederlandsche Volk.De opperbevelhebber van Land- en Zeemacht hecht er aan, als hoogste vertegenwoordiger van het Nederlandsche regeeringsgezag, aan de Nederlandsche bevolking dank te brengen
voor de treffende wijze, waarop ze in de dagen, voorafgegaan aan en gedurende den oorlog onze troepen heeft ontvangen en geschraagd. Samen hebben leger en bevolking, zoolang het mogelijk was, alles gedaan, wat voor de vrijheid van het land kon worden gedaan. Thans, in de nieuwe omstandigheden, is het noodzakelijk, dat ieder, in eigen beroep, werkkring of bedrijf, rustig en ernstig zijn leven voortzet.
Allen, op welke plaats zij hun arbeid ook vinden, moeten er, ongeacht verschil in geloof of overtuiging, toe bijdragen, het maatschappelijk leven in gang te houden.
Ook nu mag ons volk niet bij de pakken neerzitten. Het moet toonen, dat het niet alleen den strijd moedig onder de oogen heeft gezien, doch dat het zich eveneens met volle kracht kan zetten aan den wederopbouw van hetgeen door den oorlog is verloren gegaan en vernietigd. Onderling vereenigd, de gewijzigde omstandigheden dragend, zal het volk dit werk van herstel met energie verrichten.
Opnieuw moeten allen toonen Nederlanders te zijn in den waren zin van het woord, gedachtig aan de oud-vaderlandsche spreuk: „Ik worstel en kom boven." Zoo spoedig dat mogelijk is, zullen nadere richtlijnen voor het maatschappelijk leven worden gegeven.
In afwachting daarvan beveel ik, dat elke vijandelijke handeling tegen het Duitsche Leger, zijn personeel, zijn materieel en zijn inrichtingen, verboden is en dat rust en orde onvoorwaardelijk moeten worden gehandhaafd. De Duitsche Commandant heeft medegedeeld, dat handelingen hier mede in strijd, naar de Duitsche wetten, streng zullen worden gestraft.
Algemeen Handelsblad (15-05-1940)