VTD voorbereiding toets H

Veux-tu danser? 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Veux-tu danser? 

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui
-oefenen voor de toets
-huiswerk nakijken
-leren voor de toets

Slide 2 - Tekstslide

Objectifs
-Je kan de werkwoorden vervoegen
-Je kent de contraires
-Je kan de woorden van een zin in de goede volgorde zetten

Slide 3 - Tekstslide

werkwoorden vervoegen
regelmatig -er (bv parler, danser, manger etc.
être, avoir, faire et aller

Slide 4 - Tekstslide

Je .......... beaucoup.
A
parle
B
parles
C
parler

Slide 5 - Quizvraag

Comment tu ... au collège?
A
vais
B
vas
C
aller
D
va

Slide 6 - Quizvraag

Les filles .... à la cafétéria
A
est
B
es
C
sont
D
suis

Slide 7 - Quizvraag

J'/Je .... 12 ans
A
ai
B
as
C
suis
D
a

Slide 8 - Quizvraag

La classe .... (faire) beaucoup de bruit.

Slide 9 - Open vraag

La classe ... (être) super cool!

Slide 10 - Open vraag

Quand est-ce qu'on utilise l'infinitif en français?

Slide 11 - Tekstslide

Je veux .....
A
travaille
B
travailler

Slide 12 - Quizvraag

La classe ....
A
commence
B
commencer

Slide 13 - Quizvraag

Est-ce que je peux ... aux toilettes?

Slide 14 - Open vraag

Les contraires
Qu'est-ce que c'est un contraire?

Slide 15 - Tekstslide

Donne le contraire de "froid(e)"
A
dedans
B
sale
C
chaud(e)

Slide 16 - Quizvraag

Donne le contraire de "demande"
A
poser une question
B
répond
C
lance

Slide 17 - Quizvraag

Donne le contraire de "arrive"

Slide 18 - Open vraag

Les questions partielles

Slide 19 - Tekstslide

Mots interogatifs

Slide 20 - Woordweb

Welk woord moet er in je antwoord zitten als de vraag begint met "pourquoi"?

Slide 21 - Open vraag

Où est-ce que Réjean voit Sylvie la première fois

Slide 22 - Open vraag

Faire une phrase
Vergeet niet dat je ook werkwoorden moet vervoegen in de zinnnen

p. e. Sylvie et Natalie chuchotent

Slide 23 - Tekstslide

Het bijvoeglijk naamwoord staat in het Frans ..... het zelfstandig naamwoord
A
Voor
B
Achter

Slide 24 - Quizvraag

Deze bijvoeglijk naamwoorden komen wel VÓÓR het zelfstandig naamwoord
A
populaire, intelligent, stupide, vite, lentement, féminin, masculin, fou, sérieux, pauvre, riche
B
bleu, blanc, rouge, noir, vert, jaune, rose, brun, marron, beige, violet, orange
C
beau, bon , joli, haut, long, petit, vieux, nouveau, méchant, gros, jeune, gentil, grand, premier

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf je een bijvoeglijk naamwoord? 
Denk aan masculin/féminin+singulier/pluriel!
Par exemple:
-La fille forte
-Les grands magasins

Slide 26 - Tekstslide

Fais une phrase avec le mot:
"la jupe" (min. 8 mots)

Slide 27 - Open vraag

On corrige les devoirs
Corrige tes devoirs: exercice verbes
Correction est sur classroom

Slide 28 - Tekstslide

Leren voor de toets 
Menu au choix
-Woordjes leren (sectie ABC)
-Werkwoorden leren
-De contraires leren
-Het verhaal lezen
-Oefenen met questions partielles uitschrijven (8+8a+8b)
-Oefenen met zinnen maken (kies een woord uit section A, B of C en maak een zin van minimaal 8 woorden)
-Oefenen met woordvolgorde (3A+3B v.a. p. 21)
Morgen maken we de formatieve toets

Slide 29 - Tekstslide

C'est fini!

Slide 30 - Tekstslide