Orthopedagogiek - verslaving

Verslavingsstoornissen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
VPROMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Verslavingsstoornissen

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
  • Instructie verslavingsstoornissen
  • Zelfstandig aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Lessen P4
Vrijdag 23 mei: verslavingsstoornissen

Vrijdag 30 mei: vervalt ivm Hemelvaart

Vrijdag 6 juni: eetstoornissen
Vrijdag 13 juni: herhalingsles + oefentoets + afmaken portfolio
Vrijdag 20 juni: laatste les - toets

Deadline portfolio = 20 juni

Slide 3 - Tekstslide

Waar denk je aan bij de verslavingsstoornissen?

Slide 4 - Woordweb

Ben jij in je werk wel eens in aanraking gekomen met een verslaafde cliënt?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een verslaving?
We spreken van een verslaving als iemand:
  • meer gebruikt dan hij wil;
  • niet kan stoppen met het gebruik;
  • voortdurend de drang heeft om te gebruiken;
  • middelen gebruikt om problemen op te lossen;
  • een groot deel van de dag bezig is met het gebruik.


Slide 6 - Tekstslide

Welke verslaving komt het meeste voor denk je?

Slide 7 - Open vraag

Soorten verslaving
De DSM-5 onderscheidt maar liefst tien soorten middelen waaraan iemand verslaafd kan raken. Daarnaast is er ook een verslaving mogelijk die gedragsgerelateerd is, zoals gokken of gamen. Het gaat om:
1. nicotine;
2. cafeïne;
3. alcohol;
4. cannabis (marihuana, hasj, wiet);
5. hallucinogenen, zoals lsd of paddenstoelen;
6. snuifmiddelen, zoals ether, aceton en lijm;
7. verdovende en pijnstillende middelen, zoals heroïne en morfine;
8. slaap- en angstremmende medicatie, zoals oxazepam;
9. opwekkende middelen, zoals amfetamine en cocaïne;
10. overige middelen, onder andere GHB, xtc, ketamine.



Slide 8 - Tekstslide

Psychoactieve stoffen
Bij een stoornis in het gebruik van een middel gebruikt de betrokkene psychoactieve stoffen.
Een psychoactieve stof is een chemisch middel dat leidt tot een verandering in de psychische functies (bewustzijn, waarnemen, denken, stemming). 


Slide 9 - Tekstslide

Wanneer vind jij iemand verslaafd?

Slide 10 - Open vraag

Verslaving vaststellen
11 criteria uit de DSM-5 - staat onder 'stoornissen in het gebruik van middelen'


Slide 11 - Tekstslide

Kenmerken van een verslaving
  • Problemen met controle
  • Problemen op sociaal gebied
  • Problemen door risicogedrag
  • Lichamelijke (farmacologische) problemen - tolerantie & onthoudingsverschijnselen
  • Overige verschijnselen (intoxicatie, delier)

  • Daarnaast kan een verslaving psychische stoornissen in stand houden of veroorzaken

Slide 12 - Tekstslide

Welke fases zouden er in het 'verslaafd raken' bestaan?

Slide 13 - Open vraag

Proces van verslaafd raken
We kunnen de volgende vijf fasen onderscheiden:
  • fase 1: experimenteerfase;
  • fase 2: fase van sociaal gebruik;
  • fase 3: fase van overmatig en schadelijk gebruik;
  • fase 4: verslavingsfase;
  • fase 5: fase chronische verslaving.

Hoe snel deze fases doorlopen worden hangt af van het middel en de omgeving.

Slide 14 - Tekstslide

Wat kan een reden zijn voor het ontstaan van een verslaving?

Slide 15 - Open vraag

Ontstaan van een verslaving
  • Erfelijkheid
  • Bepaalde ontwikkelingsstoornissen
  • Terugval
  • Persoonlijkheid
  • Omstandigheden
  • Opvoeding- en gezinsfactoren
  • Psychische/psychiatrische stoornissen
  • Beleid en beschikbare zorg

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn mogelijke gevolgen van een verslavingsstoornis?

Slide 17 - Open vraag

Gevolgen van een verslaving
  • Lichamelijke gevolgen (denk aan bijv. Korsakov)
  • Psychische gevolgen
  • Sociale en maatschappelijke gevolgen
  • Verstoord dag- en nachtritme
  • Motivatieproblemen
  • Gebrek aan probleemoplossend vermogen

Slide 18 - Tekstslide

Eindopdracht periode 4
- Portfolio opdracht 4 (infographic)
- Portfolio opdracht 5 (deskundigheidsbevordering) - zie lijst met documentaires
- Eindtoets in de KTB


Slide 19 - Tekstslide