Directe indirecte rede

Directe en indirecte rede
Na deze les:
  • Weet ik het verschil tussen de directe en indirecte rede
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Directe en indirecte rede
Na deze les:
  • Weet ik het verschil tussen de directe en indirecte rede

Slide 1 - Tekstslide

(in)directe rede: opschrijven wat iemand zegt

Slide 2 - Tekstslide

Directe rede

- je neemt iemands woorden letterlijk over

- dit noem je een citaat

- je gebruikt  aanhalingstekens


voorbeeld:

 Ilse zei: 'Komende zondag ga ik naar Italië.' 


Slide 3 - Tekstslide

Indirecte rede


- je geeft iemands woorden niet letterlijk weer 

- je gebruikt geen aanhalingstekens

- Je gebruikt de woorden dat / of


Voorbeeld:

Ilse zei dat ze komende zomer naar Italië gaat.

Slide 4 - Tekstslide

Welke vraag staat in de directe rede?
A
Hij vroeg of hij me kon helpen.
B
Hij vroeg: "Kan ik u helpen?"

Slide 5 - Quizvraag

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 6 - Quizvraag

Bij welke zin is de indirecte rede gebruikt?
A
Jan zei dat hij ziek was.
B
Jan zei: dat hij ziek was.
C
Jan zei: "ik ben ziek."
D
"Jan zei ik ben ziek"

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin staat in de indirecte rede?
A
De uitgever zegt: "Het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen."
B
De uitgever zegt dat het nieuwe leerboek in januari zal verschijnen.
C
"Het nieuwe leerboek "Het nieuwe leerboek zal in januari verschijnen ," dat zei de uitgever.
D
Het nieuwe leerboek zal verschijnen in januari.

Slide 8 - Quizvraag

Directe rede of indirecte rede?
Joep zei dat hij moe was.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste indirecte rede bij de zin?
A
De juf zegt: we gaan stemmen.
B
De juf zegt dat we gaan stemmen
C
De juf zegt of we gaan stemmen.

Slide 10 - Quizvraag


Wat is de correcte indirecte vraag?
A
Gaat deze trein naar Zwolle alstublieft?
B
Weet u misschien of deze trein naar Zwolle gaat?
C
Weet u of trein naar Zwolle gaat?
D
Weet u misschien of trein gaat naar Zwolle?

Slide 11 - Quizvraag

Mijn docent vroeg: "Vond je de toets moeilijk?"
A
Directe vraag
B
Indirecte vraag

Slide 12 - Quizvraag

Bij de indirecte rede gebruik je altijd aanhalingstekens
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag