7.6

Hoofdstuk 7
Werk en bedrijf
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 7
Werk en bedrijf

Slide 1 - Tekstslide

1. Je kan in eigen woorden uitleggen wat de vier verschillende sectoren van de economie inhouden.

2. Je 

Leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn 4 productiesectoren:
  1. Primaire sector: landbouw, mijnbouw en visserij.
  2. Secundaire sector: industrie & bouw.
  3. Tertiaire sector: commerciële dienstverlening (bijv. kapper, marktkoopman, winkels en horeca)
  4. Quartaire sector: niet-commerciële instellingen. (bijv. leraar, politieman, arts en brandweer)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Primaire sector

Slide 6 - Tekstslide

Secundaire sector

Slide 7 - Tekstslide

Tertiare sector

Slide 8 - Tekstslide

Quartaire sector

Slide 9 - Tekstslide

  1. Primaire sector - Landbouw en visserij
  2. Secundaire sector - Industrie en bouw
  3. Tertiare sector - commerciële dienstverlening
  4. Quartaire sector - non profit

4 sectoren

Slide 10 - Tekstslide

Is aardbeien plukken een voorbeeld van geschoold of ongeschoold werk?
A
Geschoold werk
B
Ongeschoold werk

Slide 11 - Quizvraag

Is het doen van de administratie geschoold of ongeschoold werk?
A
Geschoold
B
Ongeschoold

Slide 12 - Quizvraag

paragraaf 6

Slide 13 - Tekstslide

De arbeidsmotieven

Mensen hebben de volgende redenen om te gaan werken:

  • inkomen (loon, salaris)
  • nuttig bezig te zijn
  • contacten met anderen
  • regelmaat in je leven
  • ontwikkeling van jezelf

Slide 14 - Tekstslide

Waar werken?
Thuis - buitenshuis
Betaald - onbetaald werk





Slide 15 - Tekstslide

Betaald werk:  
- in loondienst (vast dienstverband of flexwerker)
- eigen onderneming (ook zzp)

zzp = zelfstandigen zonder personeel

Uitzendbureau = organisatie die mensen inhuurt voor een werkgever.

Slide 16 - Tekstslide

paragraaf 7

Slide 17 - Tekstslide

Bedrijf

Je ziet ze weleens rijden de vrachtwagens met VOF, NV of BV achter de bedrijfsnaam.

Wat zou dit betekenen?

Slide 18 - Tekstslide

Kamer van koophandel
Elk bedrijf is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel (KvK) en heeft een ondernemingsvorm.

De KvK adviseert welke ondernemingsvorm je het beste kan kiezen en kijkt of je aan de eisen voldoet.




Slide 19 - Tekstslide

Ondernemingsplan
Voor een onderming te starten heb je geld nodig. Dit kan in de vorm van een lening.

De bank geeft niet zomaar geld. Je hebt ook een goed plan nodig. Dit heet een Ondernemingsplan

Slide 20 - Tekstslide

Ondernemingsvormen
Als je een eigen bedrijf begint kan je kiezen uit de volgende ondermingsvormen:
- Eenmanszaak
- Vennootschap onder firma
- BV
- NV
- Stichting

Slide 21 - Tekstslide

De ondernemingsvorm

De ondernemingsvorm bepaalt wie eigenaar is en wie met welk bedrag aansprakelijk is voor de schulden van het bedrijf.

We behandelen vier ondernemingsvormen:

  • eenmanszaak
  • VOF (Vennootschap onder firma)
  • BV (Besloten vennootschap)
  • NV (Naamloze vennootschap)



Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Eigen bedrijf

Als je een eigen bedrijf hebt, ben je een ondernemer.

De ondernemingsvorm bepaalt wie eigenaar is en wie op welke manier verantwoordelijk is voor het bedrijf.


Slide 24 - Tekstslide

eenmanszaak
  • Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft.
  • De eigenaar kan wel
    personeel in dienst hebben.
  • De eigenaar is met zijn zakelijk en zijn prive vermogen aansprakelijk voor de schulden.

Slide 25 - Tekstslide

zzp-er (een vorm van eenmanszaak)

Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Slide 26 - Tekstslide

VOF
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten) die samen de leiding hebben.
De eigenaren lopen het risico bij schulden ook met privégeld te moeten betalen.
Voordeel: meer geld investeren
Nadeel: je moet overleggen

Slide 27 - Tekstslide

vergelijking eenmanszaak en vof

Voordeel van een vof ten opzichte van een eenmanszaak:

  • Bij een VOF is er meer kapitaal beschikbaar om te investeren.
  • Bij een VOF is er meer kennis en comepententies aanwezig zodat de takan beter worden uitgevoerd.

Nadeel van een VOF ten opzichte van een eenmaszaak:

  • Je bent ook hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden die de andere vennoot heeft veroorzaakt.

Slide 28 - Tekstslide

BV en NV

Een BV (= besloten vennootschap) en een NV (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn.

De eigenaren zijn aandeelhouders. Een aandeel is een bewijs van eigenaarschap van een gedeelte van het bedrijf.


Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Onderneming failliet --> Eigenaren zijn alleen het geinvesteerde geld kwijt, prive vermogen blijft van de eigenaren, ook al zijn niet alle schulden betaald.

Slide 29 - Tekstslide

Verschil BV en NV

Bij een BV zijn de aandelen op naam; de eigenaar van het aandeel is bekend en het aandeel kan alleen worden verkocht via de notaris. 


Bij een NV zijn de aandelen aan toonder; het aandeel kan worden verkocht aan iedereen via de aandelenbeurs. 

Slide 30 - Tekstslide

7 Ondernemingsvormen
Bij een eenmanszaak is 1 persoon eigenaar en heeft de leiding. Als de eigenaar geen personeel heeft dan is hij zzp-er
zzp-er = zelfstandige zonder personeel

VOF heeft twee of meer eigenaren
Nadeel is alle eigenaren zijn hoofdelijk aansprakelijk

Slide 31 - Tekstslide

7 Ondernemingsvormen
Bv staat voor Besloten vennootschap. Het geld wat je in de onderneming stopt krijg je terug in een aandeel.

Als de ondermening failliet gaat dan verlies je het aandeel. Dus je bent niet prive aansprakelijk voor schulden
Het verschil met een Nv is dat daar de aandelen vrij verhandelbaar zijn. Die kan je dus kopen en verkopen op de beurs.

Slide 32 - Tekstslide

Stichting
Een stichting heeft een ander doel dan winst maken.

Het geld verkrijgen ze vaak van subsidie of giften.

Voorbeeld: Stichting wakker dier, Giro 555

Slide 33 - Tekstslide

Samenvatting
Er zijn 5 ondernemingsvormen
Eenmanszaak, VOF, BV, NV, Stichting

Bij eenmanszaak en VOF ben je prive aansprakelijk voor de schulden.

Bij een BV en NV werk je met aandelen.

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk: 
Leren Hoofdstuk 7.6 + 7.7
+ Maken Hoofdstuk 7.6 + 7.7
(Evt. versterk jezelf / oefentoets)

Slide 35 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 36 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een eenmanszaak en een VOF
A
Er is geen verschil
B
Bij een VOF zijn er meerdere eigenaren
C
Bij een eenmanszaak ben je zzp-er

Slide 37 - Quizvraag