Meewerkend voorwerp + bijwoordelijke bepaling

Zinsontleding
Meewerkend voorwerp + bijwoordelijke bepaling 
(herhaling)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding
Meewerkend voorwerp + bijwoordelijke bepaling 
(herhaling)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?

Sturen jullie haar ook altijd een verjaardagskaart?
A
Sturen
B
jullie
C
haar
D
een verjaardagskaart

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin?

Sturen jullie haar ook altijd een verjaardagskaart?
A
Sturen
B
jullie
C
haar
D
een verjaardagskaart

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin?

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
Gisteravond
B
hebben
C
veel mensen
D
hebben gekeken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin?

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
Gisteravond
B
hebben
C
veel mensen
D
hebben gekeken

Slide 5 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp

Slide 6 - Woordweb

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er staat altijd maar maximaal één meewerkend voorwerp (mv) in een zin. 
Het meewerkend voorwerp (mv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:

mv: aan/voor wie + wwg + ow + (lv)?


Let op: Het voorzetsel 'aan' of 'voor' kan bijna altijd worden weggelaten of toegevoegd bij het meewerkend voorwerp.

Slide 7 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Woordweb

Bijwoordelijke bepaling
Een bijwoordelijke bepaling (bwb) kan in een zin staan, maar dat hoeft niet. Er kunnen ook meerdere bijwoordelijke bepalingen (bwb) in een zin staan.

Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.


Slide 9 - Tekstslide

Wat is het meewerkend voorwerp in de zin?

Vanmorgen gaven de scholieren na het eerste uur de lerares een afscheidscadeau.
A
gaven
B
de scholieren
C
de lerares
D
een afscheidscadeau

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan in deze zin?

Vanmorgen gaven de scholieren na het eerste uur de lerares een afscheidscadeau.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 11 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak de opdrachten over het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling. Lees goed welke zinsdelen gevraagd worden! 

Opdracht meewerkend voorwerp

Klaar? Extra opdracht. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Einde van de les
Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

In de winter geef ik de vogels vaak extra voer in mijn tuin. 

Slide 14 - Tekstslide