Grammar H3: If vs. When

If vs. When
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

If vs. When

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen


  • Je weet wanneer je 'if' en wanneer je 'when' gebruikt
  • Je kunt in een Engelse zin het juiste woord invullen ('if' of 'when')

Slide 2 - Tekstslide

If
If = als

Je bent er niet zeker van of iets gaat gebeuren, maar als het gebeurt dan …
If you see my mother, tell her we’re going to be home late

Je wilt een voorwaarde aangeven
You can still catch the train if (on the condition that) you leave right now




Slide 3 - Tekstslide

When
When = wanneer

Je bent er zeker van dat iets gaat gebeuren, en wanneer het gebeurt dan …

I’ll visit you when I’m in England next month.
Call us when you arrive at the station.


Slide 4 - Tekstslide

.... it rains tomorrow, we won't have a picnic.
A
if
B
when

Slide 5 - Quizvraag

I'm going to London. I'll phone you .... I get back
A
if
B
when

Slide 6 - Quizvraag

We can catch the train .... we leave right now.
A
if
B
when

Slide 7 - Quizvraag

My father will buy me a car .... I'm 18.
A
if
B
when

Slide 8 - Quizvraag

I'm leaving for work now. I'll finish the letter .... I get home.
A
if
B
when

Slide 9 - Quizvraag

.... John doesn't come in his car, we'll take the subway.
A
if
B
when

Slide 10 - Quizvraag

.... we don't have a car we always walk instead.
A
if
B
when

Slide 11 - Quizvraag