Hoofdstuk 5 Pincode VMBO-GT 3

Hoofdstuk 5
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

Welke wet bevat regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden?
A
Arbeidstijdenwet
B
Arbowet
C
Algemene wet gelijke behandeling
D
UWV

Slide 2 - Quizvraag

Het minimumjeugdloon geldt tot
A
16 jaar
B
18 jaar
C
21 jaar
D
23 jaar

Slide 3 - Quizvraag

Loonbelasting en premies worden ingehouden op je
A
Brutoloon
B
Nettoloon

Slide 4 - Quizvraag

Het salaris dat op je rekening wordt gestort is je
A
Brutoloon
B
Nettoloon

Slide 5 - Quizvraag

Arbeidsovereenkomst
CAO
De arbeidsvoorwaarden voor een bedrijfstak
De afspraken die jouw werkgever met jouw maakt
Het aantal werkuren bij een voltijdbaan
Vakbonden spelen hierbij een belangrijke rol

Slide 6 - Sleepvraag

Twee vrienden hebben samen een ijssalon. Ze hebben samen de leiding en er zijn geen aandelen uitgegeven. Welke ondernemingsvorm heeft hun bedrijf?
A
Besloten vennootschap
B
Eenmanszaak
C
Naamloze vennootschap
D
Vennootschap onder firma

Slide 7 - Quizvraag

Als een Besloten vennootschap (BV) failliet gaat lopen de eigenaren kans dat ze hun privégeld kwijtraken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Iedereen die dat wil, kan aandelen van een naamloze vennootschap (NV) kopen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een besloten vennootschap (BV) heeft gewoonlijk meer aandelen dan een naamloze vennootschap (NV).
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Op de afbeelding zie je Jaap
op zijn werk. Jaap werkt in de
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 11 - Quizvraag

Bij welke productiesector horen deze bedrijven? 






Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Quartaire sector
Metaalbewerkingsbedrijf
ING Bank
Ziggo
Mosselvisser
School voor voortgezet onderwijs

Slide 12 - Sleepvraag

Welk begrip past het beste bij deze omschrijving: "Iedere medewerker doet het werk waar hij goed in is. Je hebt elk je eigen specialisatie"?
A
Arbeidsparticipatie
B
Arbeidsintensief
C
Arbeidsverdeling
D
Arbeidsproductiviteit

Slide 13 - Quizvraag

Van wie komt de vraag naar arbeid?
A
De beroepsbevolking
B
Werkgevers
C
Werknemers
D
Werklozen

Slide 14 - Quizvraag

Welk begrip past bij de volgende omschrijving: "Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort"?
A
Arbeidsmarkt
B
Arbeidsparticipatie
C
Werkgelegenheid
D
Werkloosheid

Slide 15 - Quizvraag

Arnold is onderwijsassistent op een basisschool. Is er sprake van de formele of informele sector?
A
Formele sector
B
Informele sector

Slide 16 - Quizvraag

Fatima woont thuis en helpt haar moeder vaak bij het huishouden. Is er sprake van de formele of informele sector?
A
Formele sector
B
Informele sector

Slide 17 - Quizvraag

Janneke doet regelmatig vrijwilligerswerk op de kinderboerderij. Is er sprake van de formele of informele sector?
A
Formele sector
B
Informele sector

Slide 18 - Quizvraag

De vraag naar producten is gedaald. Hierdoor is Arno werkloos geworden. Van welke vorm van werkloosheid is hier sprake?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Structurele werkloosheid

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer is de kans groot dat de vraag naar producten zal stijgen?
A
Als het brutoloon stijgt en het nettoloon gelijk blijft
B
Als men minder belasting over het inkomen betaalt.
C
Als de lonen dalen
D
Als de prijzen stijgen

Slide 20 - Quizvraag

Structurele werkloosheid ontstaat als bedrijven arbeid
vervangen door machines.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag naar
arbeid is er sprake van werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Annie schrijft zich na haar ontslag niet in bij het UWV. Zij denkt dat ze na haar ontslag toch geen kans meer op een baan heeft. Welke vorm van werkloosheid zal van toepassing zijn op Annie?
A
Seizoenwerkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Verborgen werkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 23 - Quizvraag

Waaruit bestaat de arbeidsmarkt?
A
het aantal beschikbare banen
B
het aantal openstaande vacatures
C
het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid
D
de werkgelegenheid

Slide 24 - Quizvraag

Remmelt is zijn baan kwijt geraakt.
Welk gevolg heeft het ontslag van Remmelt voor de arbeidsmarkt?
A
De beroepsbevolking stijgt
B
De vraag naar arbeid daalt
C
Het aanbod van arbeid stijgt
D
Het aantal vacatures daalt

Slide 25 - Quizvraag