Bouwstenen van verhalen

Bouwstenen van verhalen
Wat ga je leren?

  • rolverdeling herkennen
  • tijd, chronologie en tempo bepalen
  • soorten ruimtes herkennen
  • vertelperspectief benoemen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Bouwstenen van verhalen
Wat ga je leren?

  • rolverdeling herkennen
  • tijd, chronologie en tempo bepalen
  • soorten ruimtes herkennen
  • vertelperspectief benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Ik las een Harry Potter boek.
Ja
nee

Slide 2 - Poll

Ik zag een Harry Potter film.
Ja
nee

Slide 3 - Poll

Harry is
A
het hoofdpersonage
B
een nevenfiguur
C
de antagonist
D
een figurant

Slide 4 - Quizvraag

Een synoniem voor hoofpersonage is
A
archetype
B
vlak karakter
C
protagonist
D
antagonist

Slide 5 - Quizvraag

Dit is

Slide 6 - Open vraag

Hoe heet de antagonist in de reeks Harry Potter?

Slide 7 - Open vraag

Een synoniem voor antagonist is
A
tegenspeler
B
protagonist
C
nevenfiguur
D
vlak karakter

Slide 8 - Quizvraag

Hoe noem je een personage dat evolueert en meerdere karaktertrekken heeft?
A
vlak karakter
B
vol karakter
C
type
D
figurant

Slide 9 - Quizvraag

Zet in volgorde van belangrijkheid
A
Hoofdpersonage – Nevenfiguren – Figuranten
B
Figuranten – Hoofdpersonage – Nevenfiguren
C
Nevenfiguren – Hoofdpersonage – Figuranten
D
Figuranten – Nevenfiguren – Hoofdpersonage

Slide 10 - Quizvraag

In welk perspectief beleef je de gebeurtenissen mee met de ik-persoon?
A
Alwetend perspectief
B
Personaal perspectie
C
Belevende ik-verteller
D
Vertellende ik-vertelle

Slide 11 - Quizvraag

Welke verteller staat buiten het verhaal en weet alles?
A
Vertellende ik-verteller
B
Belevende ik-verteller
C
Personaal perspectief
D
Alwetend perspectief

Slide 12 - Quizvraag

Een korte herinnering aan een voorbije periode heet een…
A
Flashforward
B
flashback
C
vooruitwijzing
D
terugwijzing

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we de ruimte die aanduidt waar de gebeurtenissen in het verhaal zich afspelen?
A
symbolische ruimte
B
geografische ruimte
C
sfeerscheppende ruimte
D
sociale ruimte

Slide 14 - Quizvraag

Afkomst, beroep, hobby's, opleiding... zijn voorbeelden van ...ruimte?
A
geografische
B
symbolische
C
sfeerscheppende ruimte
D
sociale ruimte

Slide 15 - Quizvraag

Mette
Lees de flaptekst van Mette p 63

Wie is protagonist?

Slide 16 - Tekstslide

Personages --> rolverdeling
protagonist
  • hoofdpersonage
  • moet meestal een probleem oplossen
  • belangrijkste figuur


Slide 17 - Tekstslide

Personages --> rolverdeling
Antagonist
  • tegenspeler
  • vaak een slechterik
  • vaak directe aanleiding tot de 
   crisis bij de protagonist

Slide 18 - Tekstslide

Personages --> rolverdeling
Nevenfiguren
  • helpers van de protagonist
  • reageren vaak op dezelfde manier
  • 1 à 2 karaktertrekken


Slide 19 - Tekstslide

Personages --> rolverdeling
Nevenfiguren
  • tegenstanders van de protagonist
  • reageren vaak op dezelfde manier
  • 1 à 2 karaktertrekken

Slide 20 - Tekstslide

Personages --> rolverdeling
Figuranten
  • geven kleur aan de achtergrond
  • niet belangrijk voor het verhaal

Slide 21 - Tekstslide

Vol karakter

lijken echte mensen
verschillende karaktertrekken
evolutie
vlak karakter 

stereotiep
meestal een onopvallende eigenschap
reageren op dezelfde manier

Slide 22 - Tekstslide

Mette
Lees de flaptekst van Mette p 63

Wie is protagonist?

Slide 23 - Tekstslide

Tijd
kalendertijd
  • tijdsperiode waarin het verhaal zich afspeelt
  • bepalend voor
  • gedrag
  • leefomstandigheden
  • gedachten en gevoelens


Slide 24 - Tekstslide

Mette
het gezin Boevers

Slide 25 - Tekstslide

Tijd
chronologische tijdvolgorde
  • gebeurtenissen volgen elkaar chronologisch op
  • gebeurtenissen worden doorbroken door
  • flashback --> verleden
  • flashforward --> toekomst


Slide 26 - Tekstslide

Tijd
terugwijzing
  • korten gedachte of herinnering

vooruitwijzing
  • korte opmerking van de verteller over de toekomst van het personage


Slide 27 - Tekstslide

Tijd
vertelde tijd
  • tijd die voorbijgaat in het verhaal
  • kan kort zijn
  • soms meerdere jaren



Slide 28 - Tekstslide

Ruimte
Geografische ruimte
  • plaats waar het verhaal zich afspeelt 
  • werkelijk of fictief


Slide 29 - Tekstslide

Ruimte
Sfeerscheppende ruimte
  • beschrijving van de ruimte
  • weergave stemming in het verhaal


Slide 30 - Tekstslide

Ruimte
Sociale ruimte
  • deel uitmaken van een sociale groep
  • afkomst, beroep, hobby's



Slide 31 - Tekstslide

Vertelperspectief
= vertelstandpunt
  • standpunt van waaruit de verteller de gebeurtenissen vertelt
belevende ik-verteller
  • neemt deel aan de actie
vertellende ik-verteller
  • beschrijft de gebeurtenissen nadat ze hebben plaatsgevonden

Slide 32 - Tekstslide