Oefentoets woordsoorten + werken aan presentatie journaal

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
leesboek 
pen/etui
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Leg je deze materialen op tafel?
Ipad
leesboek 
pen/etui

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
1) Herhaling woordsoorten
2) Oefentoets woordsoorten en leeskwartiertje
3) Stappenplan afmaken journaalpresentaties en starten met opbouw teksten

Doel: Je herhaalt de aangeboden lesstof over de woordsoorten
Doel: Je begint met het schrijven van de teksten voor je journaalpresentatie

Slide 2 - Tekstslide

Volgorde aanbieden woordsoorten
Les 1 herhalen woordsoorten vorig schooljaar
Les 2 voegwoorden herkennen
Les 3 persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Les 4 aanwijzend voornaamwoord
Les 5 vragend voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Voegwoord
  • Een woord waarmee je een samengestelde zin maakt
    En, of, maar, want, dus, omdat, terwijl, zodat, nadat, als, toen, enz. 

Mary luistert naar de Beatles, omdat ze van de sixties houdt.

Slide 4 - Tekstslide

Welke woordsoorten zijn er in leerjaar 1 aangeboden?

Slide 5 - Open vraag

Welke voegwoorden staan in deze zin?
Voordat ik aan tafel ga, was ik mijn tanden.

Slide 6 - Open vraag

Welke voegwoorden staan in deze zin?
Wil je koffie of wil je thee?

Slide 7 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden

Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een mens, dier of ding.

Joep liep op straat en zag een hond lopen.
Hij liep op straat en zag het lopen.


Slide 8 - Tekstslide

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Hij
leest
ons
een
paar
gedichten
voor.

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de persoonlijke voornaamwoorden uit de zin.
Persoonlijk voornaamwoord
Ze
zijn
door
hem
geschreven

Slide 11 - Sleepvraag

Benoem de persoonlijke voornaamwoorden:
Zij geeft het aan haar.

Slide 12 - Open vraag

Bezittelijke Voornaamwoord
Ook het woord bezittelijk vertelt al dat het woordje vertelt wat iemand bezit, wat van hem of haar is. Ook hier kan het over een persoon, een dier, een plant of een ding gaan. Het bezit staat altijd achter het bezittelijke voornaamwoord. 

Voorbeelden:

In het enkelvoud:                  mijn, jouw, uw, je, haar, zijn
In het meervoud:                  onze, ons, uw, je, jullie, hun
 

Slide 13 - Tekstslide

timer
1:00
timer
1:00
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
jullie
me
je
haar
hij
uw
ons
ze
hun
zijn
jouw
hem

Slide 14 - Sleepvraag

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord wijst meestal een mens, dier of ding aan. 

Deze vrouw, dat paard, die fiets, dat huisje 

Slide 15 - Tekstslide

Let op!
De woorden dat en die behoren tot meer woordsoorten, het zijn dus niet ALTIJD aanwijzende voornaamwoorden.
Controleer altijd of je ze kunt vervangen door dit en deze. Dan zijn het aanwijzende voornaamwoorden.

Dat paard staat in de wei.
Dat vind ik niet leuk.



Slide 16 - Tekstslide

Vul in:
Ik hou van ... koekjes met chocolade.
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 17 - Quizvraag

Dit huis is van mij en dat is jouw huis.
Wat zijn de aanwijzende voornaamwoorden in deze zin?
A
Dit
B
Dit en dat huis
C
Dit en dat
D
Dat

Slide 18 - Quizvraag

Vragend voornaamwoord
Er zijn vier vragende voornaamwoorden
wie, wat, welk(e), wat voor (een)

Leer ze uit je hoofd!!

Alle andere vraagwoorden zijn bijwoorden.

Slide 19 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
Let op!
Wie en wat zijn géén vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord.
>> Heb je alles wat je nodig hebt ingepakt? 
('Wat' verwijst naar 'alles'.)
>> De jongen naar wie je vroeg, loopt daar.
('Wie' verwijst naar 'jongen'.)

Slide 20 - Tekstslide


Benoem het vragend voornaamwoord.

Ik weet niet wat we vandaag gaan eten. 

Slide 21 - Open vraag


Benoem het vragend voornaamwoord.

Wat voor een hond past bij jou? 

Slide 22 - Open vraag

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Van
wie
is 
die
mooie
sjaal? 

Slide 23 - Sleepvraag

vragend
voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
Wat
heb
je
met
deze
boeken 
gedaan?

Slide 24 - Sleepvraag

Oefentoets woordsoorten
Opdracht:
1. Maak de oefentoets woordsoorten
2. Klaar? Pak je leesboek en ga lekker lezen





Hoe: Je werk zoveel alleen
Nodig: Een pen en je leesboek. 




timer
30:00

Slide 25 - Tekstslide

Even pauze
timer
3:00

Slide 26 - Tekstslide

Journaalpresentatie
- Je maakt groepjes van 3 of 4
- Je geeft de namen door en komt een planningsblad halen
- Je gaat taken verdelen en onderwerpen zoeken bij je presentatie
- Je spreekt af welke onderdeel fake nieuws is en welke echt.
- Je werkt je onderwerpen in stappen uit (inleiding, kern, slot)
- Je bedenkt wat voor extra's je in je journaal kunt verwerken.
- Start met het schrijven van je tekst(en)
timer
15:00

Slide 27 - Tekstslide