Argumentatie - H4 - 04

Standpunt + argumenten
Soorten argumenten
+ redeneringen (1)
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Standpunt + argumenten
Soorten argumenten
+ redeneringen (1)

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 2: Soorten argumenten!
Opdr. 3 t/m 5 
en verder...

Slide 2 - Tekstslide

Objectief = feitelijk, controleerbaar
Subjectief = niet-feitelijk

Argumentatie op basis van:
- feiten;
- onderzoek of wetenschap;
- normen en waarden;
- vermoedens;
- geloof of overtuiging (levensbeschouwing);
- gezag of autoriteit;
- nut.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 1
standpunt: Je moet naar school omdat je op school zowel een liefde voor het leren als democratisch burgerschap ontwikkelt.
argument: Al eeuwen benadrukken filosofen, Socrates voorop, de intrinsieke waarde van het begrijpen, bestuderen, bekritiseren van de wereld om je heen voor het volledig mens zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Argumentatie op basis van:
A
feiten
B
gezag
C
nut
D
onderzoek

Slide 5 - Quizvraag

Opdracht 2
standpunt: Getrouwde stellen mogen zelf weten of ze een gezin willen stichten of niet en hoe groot dat wordt. 
argument: Jezus heeft nooit het gebod gegeven om kinderen te krijgen. Ook zijn vroege volgelingen hebben nooit zo’n opdracht gegeven. Geboortebeperking wordt nergens in de Bijbel veroordeeld.

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatie op basis van:

A
levensbeschouwelijke overtuiging
B
normen en waarden
C
nut
D
vermoedens

Slide 7 - Quizvraag

Opdracht 3
standpunt: Ik vind het ongepast dat de top van Sanquin zo’n drie ton verdient.
argument: Er is niet voor niets in de beloningscode voor zorgbestuurders een maximum salaris ingesteld.

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatie op basis van:

A
normen en waarden
B
nut
C
vermoedens
D
wetenschap

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht 4
standpunt: Iedereen die beweert dat hij 100 uur per week werkt, lijdt aan een ernstige vorm van grootspraak.
argumenten: 100 uur per week, dat is 14 uur per dag, inclusief het weekend. Dus als je elke dag om 7 uur begint, dan werk je tot 9 uur ’s avonds. Als je niet thuis werkt, komt daar vast nog wel een uur reistijd per dag bij. Wanneer eet je dan?  [...] Oh ja, wanneer slaap je dan eigenlijk? 

Slide 10 - Tekstslide

Argumentatie op basis van:

A
feiten
B
normen en waarde
C
nut
D
onderzoek

Slide 11 - Quizvraag

Redeneringen (argumentatieschema's)
• oorzaak en gevolg;
• kenmerk of eigenschap;
• voor- en nadelen;
• voorbeelden;
• vergelijking;
• autoriteit.

Slide 12 - Tekstslide

Mondkapjes zijn een goed idee. Als je last van je longen hebt, dan kun je het misschien benauwd krijgen op den duur, maar het is belangrijker om geen speekseldruppeltjes te verspreiden. Daar helpen mondkapjes goed tegen!
A
overeenkomsten
B
oorzaak en gevolg
C
voor- en nadelen
D
voorbeelden

Slide 13 - Quizvraag

Docenten luisteren nooit echt goed naar leerlingen. Ze vinden zelf te vaak dat ze gelijk hebben.
A
voorbeelden
B
overeenkomsten
C
oorzaak en gevolg
D
kenmerken/eigenschappen

Slide 14 - Quizvraag

Voor wiskunde zal ik op mijn examen geen voldoende krijgen. Tijdens mijn tentamenperiodes scoorde ik ook nooit hoger dan een 5,2.
A
kenmerken/eigenschappen
B
vergelijking
C
oorzaak en gevolg
D
voor- en nadelen

Slide 15 - Quizvraag