V5A instructie (herhaling 16e en 17e eeuw + sonnet)

Introductie
Renaissance in vogelvlucht
Wat zijn kenmerken van een sonnet?
Pak een schrift en je pen
Waar kantelt het gedicht?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Introductie
Renaissance in vogelvlucht
Wat zijn kenmerken van een sonnet?
Pak een schrift en je pen
Waar kantelt het gedicht?

Slide 1 - Tekstslide

Vorige lessen
Samenleving in de 16e en de 17e eeuw
Kenmerken van het 17e-eeuws toneel (Granida)
Deze les
In vogelvlucht door de renaissance
Wat zijn de kenmerken van een sonnet?
Vooruitblik
Kies een boek (je derde boek dit schooljaar)
Lees je toneelstuk uit
Klascode in LessonUp: bvrfe

Slide 2 - Tekstslide

studiewijzer
- Er wordt van je verwacht dat je het werk bijhoudt volgens de studiewijzer.

- In de les worden eventueel enkele opdrachten besproken.

- Er komen geen schriftelijk 'antwoorden'.

- Met behulp van de richtvragen is de belangrijke informatie uit de artikelen te halen.

Slide 3 - Tekstslide

Opkomst van de rederijkerskamers, die een centrale rol speelden in het literaire leven in de laatmiddeleeuwse stad. 
Rederijkers hielden zich bezig met literatuur in wedstrijdvorm, waarbij de verklanking heel belangrijk was.
Er waren strenge spelregels.
Rederijkers speelden een belangrijke rol bij feesten en plechtige gebeurtenissen en, bijvoorbeeld als stadsdichter, in de propaganda van het stadsbestuur.
Late middeleeuwen (tot 1500)

Slide 4 - Tekstslide

Renaissance
Invloed vanuit Italië en Frankrijk:
Verstedelijking, afzetten tegen de middeleeuwen én de klassieke oudheid werd herleefd (wedergeboorte)

Individu kwam centraal te staan; de moderne mens ontwikkelde zich
Het begin van een nieuw tijdperk:
1500-1700

Slide 5 - Tekstslide

Klassieke oudheid
In de Europese literatuur- en kunstgeschiedenis duidt de renaissance de periode én de stroming aan waarin de Griekse en Romeinse helden uit de oudheid opnieuw populair werden.
Klassieke dichters: Homerus, Vergilius, Horatius
Petrarca liet zich als schrijver inspireren. 
Da Vinci en Michelangelo als beeldhouwer.
Er ontstonden wel veel nieuwe literaire genres en dichtvormen.
Het begin van een nieuw tijdperk:
1500-1700

Slide 6 - Tekstslide

middeleeuwen
renaissance
memento mori
God staat centraal
Geluk in het hiernamaals
Gemeenschap
Kerk heeft politieke macht
carpe diem
mens staat centraal (humanisme: 'mens is de maat van alle dingen')
Geluk in het hier en nu
Individu
Kerk speelt kleinere rol

Slide 7 - Tekstslide

Symmetrische gebouwen
Architectuur

Slide 8 - Tekstslide

Realisme
Kunst

Slide 9 - Tekstslide

Inspiratie door de klassieke oudheid

Translatio (vertalen)
Imitatio (navolgen)
Aemulatio (overtreffen)

Vaste regels (zoals sonnet)


Literatuur

Slide 10 - Tekstslide

Toneel in de renaissance:
Vijf bedrijven (symmetrie)
Vier reien (koor)

In medias ras (midden in het verhaal)
Beslissende wending
Utile dulci: het nuttige met het aangename (thema en motieven)



Literatuur

Slide 11 - Tekstslide

Sonnet
Revolutie in Nederland
(maar enorm verlaat ten opzichte van Italië: Petrarca, 14e eeuw)

Slide 12 - Tekstslide

Sonnet
Kenmerken:
Structuur: 
14 regels in vier strofen:
twee kwatrijnen (octaaf) en
twee terzinen (sextet)

Slide 13 - Tekstslide

Sonnet
Kenmerken:
Structuur: 
14 regels in vier strofen:
twee kwatrijnen (octaaf) en
twee terzinen (sextet)

Rijmschema:
vaak: abba abba cdc dcd

Slide 14 - Tekstslide

Sonnet
Kenmerken:
Structuur: 
14 regels in vier strofen:
twee kwatrijnen (octaaf) en
twee terzinen (sextet)

Rijmschema:
vaak: abba abba cdc dcd

Inhoud:
wending, chute, volta: na 8 regels

Slide 15 - Tekstslide

Liefdesgedicht van P.C. Hooft

Gezwinde grijsaard die op wakk’re wieken staag
de dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken
altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht bij daag;


onachterhaalb’re Tijd, wiens hete honger graag
verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken,
en keert en wendt en stort staten en koninkrijken,
voor iedereen te snel: hoe valt gij mij zo traag?


Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijf ik met mishagen
de schoorvoetige tijd, en tob de lange dagen
met arbeid avondwaards. Uw afzijn valt te bang


en mijn verlangen kan den Tijdgod niet bewegen,
maar ’t schijnt verlangen daar zijn naam van heeft gekregen,
dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.


P.C. Hooft (1581 – 1647)



1. Op welke plaats in dit gedicht zie je de wending?
2. Motiveer je antwoord. Geef een argument op basis van vorm en op basis van inhoud.
3. Aan welke eisen van een sonnet voldoet het onderstaande sonnet?
4. Hoe herken je Utile Dulce in het sonnet?


 
 

Slide 16 - Tekstslide

Liefdesgedicht van P.C. Hooft

Gezwinde grijsaard die op wakk’re wieken staag
de dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken
altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht bij daag;


onachterhaalb’re Tijd, wiens hete honger graag
verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken,
en keert en wendt en stort staten en koninkrijken,
voor iedereen te snel: hoe valt gij mij zo traag?


Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijf ik met mishagen
de schoorvoetige tijd, en tob de lange dagen
met arbeid avondwaards. Uw afzijn valt te bang


en mijn verlangen kan den Tijdgod niet bewegen,
maar ’t schijnt verlangen daar zijn naam van heeft gekregen,
dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.


P.C. Hooft (1581 – 1647)

1. Bij strofe 3, regel 9 (Mijn lief, sinds ik u mis…) 

2. Vorm: start nieuwe zin, de vorige twee strofen bevatten samen 1 zin.
Inhoud: In de eerste twee strofen wordt de tijd aangesproken, in de laatste twee strofen zijn geliefde.
In de eerste twee strofen stelt de ‘ik’ een vraag, in de laatste twee strofen volgt een antwoord.

3. Aantal strofen en versregels klopt, wending klopt, het rijmschema klopt daarentegen niet!

4. Naast het feit dat een gedicht alleen al ‘vermakelijk’ was (door woordkeuze, klinker- en medeklinkerrijm), zit ook hier het vermaak in de vraag die gesteld wordt (Waarom gaat de tijd zo langzaam?). In het antwoord van de ‘ik’ zit de lering, namelijk dat de tijd zo langzaam gaat, omdat hij zijn geliefde mist.

Slide 17 - Tekstslide

Maak opdracht 1, 2 en 3 over het Sonnet (p. 10)
Bestudeer de theorie over beeldspraak (p. 11) en maak de opdrachten.
Maak afspraken over de presentatie over het toneelstuk.
Toneel in de 17e eeuw


Slide 18 - Tekstslide