taalkunde

Taalkunde
Havo 4
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Taalkunde
Havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?

In 2 lessen: 
  • Taalkundig onderwerp         analyseren 
  • Werken in groepjes
  • Pitchen
Waarom? 

  • Inzicht krijgen in Nederlandse taal en eigen taalgebruik
  • Inzicht krijgen in normen rondom taalgebruik
  • Onderzoeksvaardigheden trainen
  • Argumentatieleer trainen




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat vindt iemand van het taalgebruik? 
Wat zeggen de regels? 
Wat mensen hardop zeggen.
Taalnorm
Taalwerkelijkheid
Taalgevoel

Slide 3 - Sleepvraag

Aansluitend op de sleepvraag de theorie herhalen over over taalnorm, taalgevoel, taalwerkelijkheid met de nadruk op de verschillen binnen deze drie termen en dat de taalwerkelijkheid per situatie verschilt. 
 Wat is de invloed van ons taalgevoel en onze taalwerkelijkheid op de taalnorm?
 Moet een taalnorm altijd in overeenstemming zijn met ons taalgevoel en onze taalwerkelijkheid?
 Moet of kan een taalnorm aangepast worden aan de taalwerkelijkheid?

Leesvraag

Leest het recept voor brownies moeilijk/makkelijk/prettig? 
Hoe komt dat denk je? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet een goed recept voor chocoladebrownies en hieronder staat hoe je chocoladebrownies moet maken:
Breek een reep pure chocolade in stukjes. Doe boter, suiker, chocolade en stroop in een pannetje. Zet het op een laag vuur en roer door tot de boter en chocolade zijn gesmolten. Als de chocolade niet zacht wordt, blijf dan goed roeren. De chocolade zal smeuïg worden. Roer de koekkruiden en walnoten door de gesmolten chocolade. Giet de chocolade in een bakvorm en verdeel de chocolade gelijkmatig uit. Bak de chocoladebrownies in 25 minuten op 190 °C. Haal de chocoladebrownies na 25 minuten uit de oven en laat de chocoladebrownies afkoelen. Snijd de chocoladebrownies in gelijke stukken en geniet maar! 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gesprek in de klas

Valt je op aan deze schrijfstijl?  
Hoe zou de schrijfstijl verbeterd kunnen worden?

Slide 6 - Tekstslide

Als het goed is komen leerlingen hier met: het woord chocolade komt veel te vaak voor. Een verwijswoord is beter. Vervolgvraag is: welk verwijswoord? Gebruik je elke keer hetzelfde verwijswoord? Welke dan? 
En is chocolade mannelijk, vrouwelijk of onzijdig (het is mannelijk)? Is dit van invloed op de verwijswoorden?
En zou het anders zijn in een recept voor appeltaart? 

Belang van verwijswoorden?

Slide 7 - Woordweb

Laat leerlingen kort en bondig formuleren. Ze mogen meerdere antwoorden geven. 

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Groepjes maken.
Max. 4 personen per groepje.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht

Maak de zinnen over verwijswoorden die je krijgt uitgedeeld
Maak ze alleen. 
Denk niet te lang na per vraag
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

Deel leerlingmateriaal uit: drie x acht zinnen over drie soorten verwijswoorden: bezittelijk voornaamwoord, persoonlijk voornaamwoord, betrekkelijk voornaamwoord
In groepjes bespreken



Wat heeft een ieder ingevuld? 
Waarom heb je voor een antwoord gekozen? 
Welk onderdeel (A, B, C) heeft de meeste variatie in de antwoorden? Hoe komt dat?
timer
10:00

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk nog een keer 
jullie antwoorden

Vergelijk goed wat iedereen heeft.
Zoek op in bronnen per onderdeel wat de taalnorm/taalregel is. 
http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html - - voornaamwoorden (pronomen) – algemene inleiding
https://taaladvies.net/taal/advies/vraag/208/die_dat_het_meisje/ 
https://www.cambiumned.nl/theorie/grammatica/overige/verwijswoorden/ 
https://onzetaal.nl/zoekresultaten?keywords=verwijswoorden 

timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jullie als groepje ontdekt over het bezittelijk voornaamwoord als verwijswoord ?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jullie als groepje ontdekt over het persoonlijk voornaamwoord als verwijswoord?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb jullie als groepje ontdekt over het betrekkelijk voornaamwoord als verwijswoord?
Per groepje 1 antwoord.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie? 
Kort klassengesprek

Slide 16 - Tekstslide

Hier zouden de leerlingen een conclusie moeten trekken, namelijk dat het niet eenduidig is wat de regel is. 
Afsluiting en 
vooruitblik

Wat zeggen anderen over 'Het meisje die in mijn klas' zit? 
Lees thuis het artikel.
Elk groepje heeft een ander artikel.
Ga de volgende les in hetzelfde groepje zitten. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalkunde. Les 2

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling van het onderwerp


Het meisje die daar loopt heeft prachtig rood haar. 
De olijfolie is op. Het moet even gehaald worden bij de AH. 
Lekkere puree. Hoe heb je het gemaakt? 
Wat hebben we de vorige les rondom de taalnormen 
van de verwijswoorden ontdekt?

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de verwijswoorden? Kloppen die? Hoe zat het ook al weer? 
het meisje dat
De olijfolie is op, hij moet...
de puree... Hoe heb je hem gemaakt?

Dat is de regel, de norm. 
De werkelijkheid is vaak anders. 


Het meisje die daar loopt heeft prachtig rood haar. 
De olijfolie is op. Het moet even gehaald worden bij de AH. 
Lekkere puree. Hoe heb je het gemaakt? 

Wat zegt jouw taalgevoel over deze zinnen? 

Slide 20 - Tekstslide

Kort gesprek voorafgaan aan het onderzoek over taalgevoel/taalnorm/taalwerkelijkheid in de klas en bij de leerlingen. Na afloop nogmaals een inventarisatie van het taalgevoel en de taalwerkelijkheid. Is er iets veranderd daarin? 
In hoeverre past 'een meisje die' binnen jouw taalgevoel? 0 is niet, 100 is wel.
0100

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre past 'De olijfolie is op. Het moet gehaald worden' binnen jouw taalgevoel? 0 is niet, 100 is wel.
0100

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

In hoeverre past 'Lekkere puree! Hoe heb je het gemaakt?' binnen jouw taalgevoel? 0 is niet, 100 is wel.
0100

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

 Pitch over het artikel
Elk groepje bespreekt eerst uitgebreid het artikel.
Eén iemand gaat straks pitchen: 
1 tot 2 minuten vertellen over jullie bevindingen. 
Bereid eerst de pitch samen voor, kies dan wie gaat pitchen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Artikel bespreken in je groepje


- Wat is het standpunt van de schrijver?
- Welke argumenten geeft hij/zij?
- Delen jullie die mening? 
- Waarom wel/ waarom niet?
- Geef voorbeelden bij je onderbouwing
Gebruik de termen: 
taalnorm-taalgevoel-taalwerkelijkheid
Straks: elke groep pitcht hun bevindingen

timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klassengesprek over de pitches
- Reageer op de inhoud van het artikel
- Komen de termen 
taalgevoel/norm/werkelijkheid goed aan bod? 
- Is het standpunt van de schrijver duidelijk? 
- En het standpunt van de groepjes

timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke taalnorm/taalgevoel van de artikelen
vind jij het beste?
Groep 1
Groep 2
Groep 3
Groep 4
Groep 5
Groep 6

Slide 28 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Mijn taalwerkelijkheid is:
A
Het meisje die en dat. Het gaat door elkaar
B
Meisje die gebruik ik nooit.
C
Ik weet niet hoe ik dit doe, het maakt me niets uit
D
Ik weet niet hoe ik dit doe, ik ga er eens op letten.

Slide 29 - Quizvraag

 Is er een betere oplossing om de pronominale verwijswoorden correct te kunnen toepassen?
 Vind je de huidige taalnorm voor het correct kunnen toepassen van de pronominale verwijswoorden goed of fout? Licht je antwoord toe en geef een concreet voorbeeld.
 Welke veranderingen voor het correct kunnen toepassen van de pronominale verwijswoorden raad jij aan? Onderbouw je mening.
 Wat zijn de consequenties van ons taalgevoel en taalwerkelijkheid voor een (bestaande) taalnorm?
 Wat zijn de voors en tegens van het aanpassen van een taalnorm als de bestaande regels voor veel mensen voor onduidelijkheid/ verwarring zorgt?

De taalwerkelijkheid van de klas is:
A
Meisje die of dat. Dat wisselt per persoon in de klas.
B
Meisje die zeggen we zelden.
C
Meisje die zeggen we meestal.
D
Meisje die of dat, het maakt ons niks uit.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De taalwerkelijkheid van deze klas, komt overeen met mijn taalwerkelijkheid thuis?
A
Ja
B
Nee
C
Ik weet het niet
D
Soms

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Filosofische vraag

Mogen taalnormen worden aangepast? 
Waarom wel? 
Waarom niet? 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Over verwijswoorden gebruiken:
Eerst dacht ik.... nu weet ik...

Slide 33 - Open vraag

Evaluerende vraag over het pronominale voornaamwoord. De leerlingen nemen een deel van de tekst over en vullen de rest in.