Examentraining kerndoel 11 biologie

Reageren op prikkels(Bi K11)
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 42 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Reageren op prikkels(Bi K11)

Slide 1 - Tekstslide

Prikkels en impulsen

Slide 2 - Tekstslide

Prikkels
Prikkels: Alle veranderingen in je omgeving waar je op kan reageren. 

- Inwendige prikkels
- Uitwendige prikkels 

Slide 3 - Tekstslide

Adequate prikkels
  • Juiste prikkel bij het juiste zintuig

Slide 4 - Tekstslide

Onthouden
  1. Zintuigcellen vangen de prikkel uit de omgeving op en zetten de prikkel om in een impuls
  2. Een impuls is een elektrisch stroompje dat 
  3. door zenuwen gaat van het zintuig naar de hersenen of van de hersenen naar de spier.

Slide 5 - Tekstslide

Drempelwaarde

Als een prikkel te klein is, dan kan het zintuig het niet waarnemen.

De prikkel is beneden de DREMPELWAARDE.


De drempelwaarde is bij verschillende organismen anders: een hond kan beter horen dan een mens.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Gewenning
Je went aan prikkels, je reageert er na verloop van tijd niet meer op.
Voorbeelden:
- Je hoort de klok niet meer tikken.
- Je voelt niet meer dat je een horloge, oorbellen, ring of kleding 
   draagt.
-  Als je naast het spoor woont hoor je treinen niet meer.

Slide 8 - Tekstslide

Verschillende prikkels
  • Zintuigen zetten prikkels om in impulsen. 
  • Een impuls is een elektrisch stroompje door een zenuw naar de hersenen gaat.
  • impulsen gaan door het zenuwstelsel, ze zetten de hersenen of het ruggenmerg aan het werk.


Slide 9 - Tekstslide

Typen zenuwcellen

Slide 10 - Tekstslide

Bewuste reactie
Voorbeeld: 
  1. je wordt geduwd , 
  2. je kijkt  
  3. duwt terug.
De hersenen bepalen wat er gebeurt en geven een impuls af naar een spier

Slide 11 - Tekstslide

Bewuste beweging (via de hersenen)

Slide 12 - Tekstslide

Reflex
Prikkel -> impuls -> gevoelszenuwcel -> schakelzenuwcel -> bewegingszenuwcel -> Spier/klier reageert


Slide 13 - Tekstslide

Onbewuste beweging= Reflex (niet via de hersenen)

Slide 14 - Tekstslide

Bewuste reactie 
zintuig - gevoelszenuwcellen - ruggenmerg/hersenstam - hersenen       
                                          REACTIE  
ruggenmerg/hersenstam - bewegingszenuwcellen - spieren/klieren

Slide 15 - Tekstslide

 Reflex is een vaste, onbewuste reactie op een zeer sterke prikkel
Functies van een reflex: onbewust regelen van motoriek, snel reageren bij kans op onverwachte beschadiging van het lichaam
  • Bij een reflex reageert het ruggenmerg en niet de hersenen
  • Alleen bij een zeer sterke prikkel

Terugtrekreflex; 
Strekreflex; Kniepeesreflex; 
Pupilreflex; 

Slide 16 - Tekstslide

reflexen/reflexboog

Slide 17 - Tekstslide

Hoe zitten je hersenen in elkaar?

Hersenen bestaan uit drie delen:


- grote hersenen

- kleine hersenen

- hersenstam

Slide 18 - Tekstslide

Hersenen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Het oog
- Adequate prikkel: licht

Pupil en Iris: regelen lichtinval

Netvlies: lichtreceptoren
(kegeltjes en staafjes)

Netvlies en lens: scherp beeld

Slide 21 - Tekstslide

Pupilreflex

Slide 22 - Tekstslide

scherp zien
    bolle lens
    voorwerp van dichtbij scherp
    platte lens: 
    voorwerp van veraf scherp

    accommoderen:
    het platter en boller maken van de ooglens


    Slide 23 - Tekstslide

    Netvlies

    Slide 24 - Tekstslide

    Staafjes

    - Het zien van contrasten in zwart-wit-grijs


    - Lage drempelwaarde


    - Ze worden gebruikt in schemer en licht


    - Verspreid over het hele netvlies, maar niet in de gele vlek

    Kegeltjes

    - Het zien van kleur



    Hoge drempelwaarde


    Ze worden gebruikt in het licht



    - Liggen vooral in de gele vlek en de directe omgeving daarvan

    Slide 25 - Tekstslide

    Onderdelen van het oor 

    Slide 26 - Tekstslide

    Het oor: de weg van het geluid

    Slide 27 - Tekstslide

    Evenwichtsorgaan
    Het evenwichtsorgaan zorgt ervoor dat je weet wat boven, onder, links en rechts is.

    Slide 28 - Tekstslide

    Hormoonstelsel
    Hormonen regelen langzame processen:
    • groei, 
    • ontwikkeling, 
    • stofwisseling  
    • voortplanting

    Slide 29 - Tekstslide

    Hoe werken hormonen?

    • Wat zijn hormonen?
    • Hormonen zijn regelstoffen

    • Hormoonklieren maken deze stoffen
    • Bij signaal (van zenuwcel of ander hormoon) 
    • geven de cellen stoffen af aan het bloed



    Slide 30 - Tekstslide

    Verschil hormoonklier/ verteringsklier
    Verteringsklier: 
    maakt verteringssap
    heeft een afvoerbuis om het verteringssap af te voeren
    Hormoonklier:
    maakt hormonen
    Heeft geen afvoerbuis: geeft hormonen af aan het bloed

    Slide 31 - Tekstslide

    Hormonen die je moet kennen:
    1  Hormoon  van de hypofyse
    3 Schildklierhormoon
    5 Adrenaline
    6 Insuline
    6 Glucagon
    7 Vrouwelijke geslachtshormonen
    8 Mannelijke geslachtshormonen

    Slide 32 - Tekstslide

    Hypofyse
    1. De hypofyse is een hormoonklier in de hersenen.
    2. Het maakt het groeihormoon
    3. De hypofyse beïnvloedt andere hormoonklieren (zoals de geslachtsorganen)

    Slide 33 - Tekstslide

    Hypofyse: productie van hormonen voor regeling groei, beïnvloeden van andere hormoonklieren 
    9.1 

    Slide 34 - Tekstslide

    Schildklier
    • De schildklier maakt schildklierhormoon: 
    • Schildklierhormoon regelt verbranding in de cellen
    • Te weinig schildklierhormoon: Je bent koud en moe en wordt dikker.
    • Te veel schildklierhormoon: Je hebt het warm, bent bewegelijk, valt af.

    Slide 35 - Tekstslide

    De bijnier
    • De bijnier ligt boven de nier
    • De bijnier maakt adrenaline
    • Adrenaline = paniekhormoon
    Zorgt voor:
    => snellere hartslag
    => snellere ademhaling
    => meer verbranding
    Dus meer energie

    Slide 36 - Tekstslide

    geslachthormonen vrouw
    • worden aangestuurd door de hypofyse
    • worden gemaakt in de eierstokken
    • Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen
    • regelen menstruatie

    Slide 37 - Tekstslide

    geslachthormonen man
    • worden aangestuurd door de hypofyse
    • worden gemaakt in de teelballen
    • Zorgen voor de secundaire geslachtsorganen (zoals zwaardere spieren)
    • testosteron

    Slide 38 - Tekstslide

    De eilandjes van Langerhans produceren insuline en glucagon



    voor constanthouding bloedsuikerspiegel

    (zorgt ervoor dat er altijd ongeveer evenveel suiker 

    in je bloed is)

    Slide 39 - Tekstslide

    Eilandjes van Langerhans

    Hormoon 1
    Insuline
    Hormoon 2
    Glucagon

    Slide 40 - Tekstslide

    insuline
    • Als je teveel glucose in je bloed hebt wordt insuline afgegeven. 
    • insuline zorgt ervoor dat glucose als glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en lever. Dit wordt dan bewaard voor later.
    • De hoeveelheid suiker in je bloed is nu lager!
                 glucose => glycogeen

    Slide 41 - Tekstslide

    glucagon
    • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordter glucagon afgegeven.
    • Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
    • De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
              glycogeen => glucose

    Slide 42 - Tekstslide