DVR_Les 5

¡Hola!
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
MuziekBeroepsopleiding

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

¡Hola!

Slide 1 - Tekstslide

¡Hablemos!
¿Cómo te llamas? Me llamo ...
¿De dónde eres? Soy ...
¿Qué lenguas hablas? Hablo ...(holandés, 
berber, árabe, turco, francés, papiamento...)
¿Dónde vives? Vivo en ...
¿Dónde estás? Estoy en ...
¿Quién es tu amiga/amigo? Ella es (ze is)/El es (hij is)...
¿Cómo? Hoe?
¿Dónde? Waar?
¿Qué? Wat?
¿Quién? Wie

Slide 2 - Tekstslide

Iemand beschrijven met SER/ESTAR/TENER

Slide 3 - Tekstslide

Iemand beschrijven met SER/ESTAR/TENER
Voorbeeld van een van jullie (er zitten een paar foutjes):

Mi amiga es joven, baja, y morena. Su nombre es Jana. A veces lleva trenzas o coletas. Tiene el pelo ondulado, y tiene los ojos grises. Ella mucho gusta músico. La conozco de la escuela. Ella vive en el centro de Leiden. No la veo a menudo, lo cual es genial.

Slide 4 - Tekstslide

Beschrijf jezelf (naam, ogen, haar, karakter, stijl, je kleding vandaag, etc)
timer
5:00

Slide 5 - Open vraag

Aanwijzende voornaamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Welke lidwoorden zijn er in het Spaans?

Slide 7 - Woordweb

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
* woorden die eindigen op een klinker > + s
* woorden die eindigen op een medeklinker > +es

chico - chicos
piscina - piscina
presentador - presentadores
holandés- holandeses

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

rubia
pelo un poco largo
delgada
alta
un poco alta
baja
camiseta 
gafas
jersey verde
vaqueros azules
morena
pelo rizado
pelo largo / corto
vestido
ojos verdes, azules, marrones
zapatos/ zapatillas  negros(as)

Aanwijzend vnw in een beschrijving

Slide 11 - Tekstslide

Vraagwoorden 
Vraagzinnen

Slide 12 - Tekstslide

Op deze video vind jij een uitleg van de vraagzinnen en vraagwoorden zoals in Paso Adelante 2, hoofdstuk 2!

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Nog een keer: 

1. Het begint met een vraagwoord:
                 ¿Qué comes (tú)? --> Wat eet jij?
                   (Yo) Como una pizza --> Ik eet een pizza
2. Het begint met een werkwoord en de antwoord is met ja of nee:
                ¿Comes pizza? --> Eet jij een pizza? 
                 Si, como pizza // No, no como pizza





Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Let op met Cuánto/Cuántos/Cuánta/Cuántas
Het moet het zelfstandig naamwoord matchen (mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud):

- ¿Cuánto pollo? (Hoeveel kip)
- ¿Cuántos platos? (Hoeveel gerechten?)
- ¿Cuánta salsa? (Hoeveel saus?)
- ¿Cuántas verduras? (Hoeveel groente?)

Maar...¿Cuánto cuesta? (Hoeveel kost het?)

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk: Welke vragen zou je stellen aan iemand over zijn/haar personaliteit, uiterlijk, hobbies?

- Gebruik SER, ESTAR, TENER op de juiste persoonsvorm.
- Denk aan karakteristieken van uiterlijk en karakter, stijl, leeftijd, familie, hobbies, etc. 
- Stel 5 tot 10 vragen.

Slide 18 - Tekstslide

¡Adiós!

Slide 19 - Tekstslide