Burgerschap 3 - Reizen naar het buitenland H4

• Burgerschapsonderwijs
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

BURGERSCHAP

REIZEN NAAR HET BUITENLAND

4. EEN REIS BUITEN EUROPA PLANNEN

Wat is juist?

1. Met een paspoort kun je alleen binnen Europa reizen.
2. Buiten Europa kun je alleen met een paspoort reizen.
3. Met een ID-kaart kun je over de hele wereld reizen.
4. Met een ID-kaart en een paspoort kun je alleen in Europa reizen.

PASPOORT EN VISUM

Bladzijde 58

Wat is juist?

1. Er zijn maar een paar landen buiten Europa waar je een visum voor nodig hebt.
2. Voor landen binnen Europa heb je een visum nodig.
3. Met een visum controleert de regering van Nederland waar Nederlanders op vakantie gaan.
4. Met een visum controleert een land wie er in komt en uit gaat.

Maak opdracht 1

bladzijde 59

HET VLIEGVELD

Bladzijde 59 en 60

gate - inchecken - vliegticket kopen - bagage afgeven - boardingpass

Zet de volgende woorden in de juiste volgorde.

Maak opdracht 2 en 3

bladzijde 60 en 61

Wat is te zien op het bord? Hoe zie je dat het om vertrekkende vliegtuigen gaat? Welke vlucht gaat niet door?

BAGAGE

Bladzijde 62 en 63

Wat mag je onder bepaalde voorwaarden wel meenemen in het vliegtuig?

1. Een speelgoed handgranaat
2. Een hond of kat
3. Een opgezette krokodil
4. Een slagtand van een olifant

Bekijk het filmpje.

• Wat mag je wel en niet meenemen uit het buitenland?

Maak opdracht 4

bladzijde 63 en 64

Welke dingen herken je in het filmpje?

Zou jij op Schiphol willen werken? Waarom wel of niet?

GRENSCONTROLE

Bladzijde 65 en 66

Welke foto past bij het einde van je vliegreis?

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak opdracht 5

bladzijde 67

INENTINGEN

Bladzijde 68

Dit is een printscreen van de site van de GGD. Wat voor informatie vind je op deze site? Wat betekent DTP?

Maak opdracht 6

bladzijde 68

GELD

Bladzijde 69

Wat is het veiligste, denk je?

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak opdracht 7

bladzijde 70 en 71

       Wat betekent het woord?

Maak opdracht 8

bladzijde 71

Wat is het belangrijkste wat je hebt geleerd?