spelling opdr 22-29

Spelling
persoonsvorm verleden tijd. 
klankvaste werkwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
persoonsvorm verleden tijd. 
klankvaste werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Na deze les: 
- kun je de juiste spelling toepassen op de persoonsvorm in de verleden tijd. 
- kun je benoemen wat klankvaste werkwoorden zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je nog hoe je de persoonsvorm kan vinden? Schrijf het hieronder op.

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv van deze zin:

Mijn broer kan heel goed voetballen.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv van deze zin:

De radio staat de hele dag aan.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv van deze zin:

Hier binnen is het lekker warm.

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de pv van deze zin:

Overal hangen camera's.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Klankvaste werkwoorden
Klankvaste werkwoorden of regelmatige werkwoorden.
De klank verandert niet als je ze in de verleden tijd zet. 

Ik fiets / ik fietste 
ik vis / ik viste
 Ik voel / ik voelde

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitleg: Verleden tijd – klankvaste werkwoorden
Bij sommige klankvaste werkwoorden hoor je hoe je ze moet spellen in de verleden tijd. 
Je hoort aan de uitspraak of je +te of +de moet schrijven.

Slide 9 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Spellingsregels persoonsvorm verleden tijd (pv vt)
Klankvaste werkwoorden
huilen - Ik huilde nooit. / Ik huil nooit.
maken - Ik maakte pannenkoeken. / Ik maak pannenkoeken. 

Bij klankvaste werkwoorden hoor je soms hoe je de pv moet spellen in de verleden tijd. 

Uitleg

Slide 10 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Je gaat altijd uit van de ik-vorm +te(n) of ik-vorm +de(n)
Klankvaste werkwoorden
huilen - Ik huil nooit / Ik huilde nooit.
maken - Ik maak pannenkoeken / Ik maakte pannenkoeken. /

Bij klankvaste werkwoorden hoor je soms hoe je de pv moet spellen in de verleden tijd. 

ik-vorm

Slide 11 - Tekstslide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Vul de pv verleden tijd in:
Ik lach - ...

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de pv verleden tijd in:
wij dansen - ...

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de pv verleden tijd in:
Mijn oma beeft -

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de pv verleden tijd in:
het vliegtuig landt - ...

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Heel werkwoord
Een heel werkwoord is een werkwoord dat eindigt op -en
bijvoorbeeld:
rennen, vliegen, springen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het hele werkwoord op:
geef

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het hele werkwoord op:
werk

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het hele werkwoord op:
smeer

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het hele werkwoord op:
liegt

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
maak opdracht 22 tm 29
blz 22-25

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies