Les 4: Het zenuwstelsel

5.4 Het zenuwstelsel
zenuw uit 3D printer
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
ExactMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

5.4 Het zenuwstelsel
zenuw uit 3D printer

Slide 1 - Tekstslide

Ik kan de bouw en functie van het zenuwstelsel, zenuwcellen en zenuwen beschrijven.
Leerdoel
5.4 Het zenuwstelsel

Slide 2 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Bouw van het zenuwstelsel
  • Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel en zenuwen. 
  • Het centrale zenuwstelsel wordt gevormd door de hersenen en het ruggenmerg. 
  • De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.

Slide 3 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De werking van het zenuwstelsel
  • In de zintuigcellen van het gezichtszintuig en het reukzintuig ontstaan impulsen, die door zenuwen naar de hersenen worden geleid. 
  • De hersenen verwerken de impulsen, waardoor het meisje zich bewust wordt van de bonbons.

Slide 4 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De werking van het zenuwstelsel
  • Het zenuwstelsel verwerkt de impulsen die van de zintuigen afkomen en regelt de werking van spieren en klieren. 
  • Een klier is een orgaan dat       bepaalde stoffen produceert,   bijvoorbeeld zweetklieren,       talgklieren en speekselklieren.

Slide 5 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De werking van het zenuwstelsel
  • Het zenuwstelsel verwerkt de impulsen die van de zintuigen afkomen en regelt de werking van spieren en klieren. 
  • Een klier is een orgaan dat       bepaalde stoffen produceert,   bijvoorbeeld zweetklieren,       talgklieren en speekselklieren.

Slide 6 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Zenuwcellen
Het zenuwstelsel bevat miljoenen zenuwcellen. Elke zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers.

Slide 7 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Zenuwcellen
Het cellichaam van een zenuwcel is het deel waarin zich de celkern bevindt. De cellichamen van zenuwcellen liggen in of vlak bij het centrale zenuwstelsel.

Slide 8 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Zenuwcellen
Het cellichaam van een zenuwcel is het deel waarin zich de celkern bevindt. De cellichamen van zenuwcellen liggen in of vlak bij het centrale zenuwstelsel.

Slide 9 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Zenuwcellen
De uitlopers geleiden de impulsen. Er zijn uitlopers die impulsen naar het cellichaam toe geleiden en uitlopers die impulsen van het cellichaam af geleiden.

Slide 10 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Zenuwen
Er zijn miljoenen uitlopers die tegelijkertijd werken.
De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw.
Om een zenuw ligt een stevig laagje bescherming.

Slide 11 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Zenuwen
Er zijn miljoenen uitlopers die tegelijkertijd werken.
De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw.
Om een zenuw ligt een stevig laagje bescherming.
laagje isoleert de uitlopers van elkaar

Slide 12 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De ligging van de zenuwen
De zenuwen verbinden het centrale zenuwstelsel met alle lichaamsdelen.
  • delen van hoofd en hals              hersenen
  • romp en ledematen               ruggenmerg

Slide 13 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De ligging van de zenuwen
Via zenuwen in het ruggenmerg worden impulsen naar de hersenen geleid. Het ruggenmerg begint bij de hersenen en eindigt bij de lendenwervels onder in de rug. 

Slide 14 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De ligging van de zenuwen
Via zenuwen in het ruggenmerg worden impulsen naar de hersenen geleid. Het ruggenmerg begint bij de hersenen en eindigt bij de lendenwervels onder in de rug. 
  • Het ruggenmerg is omgeven door de wervels van de wervelkolom.

Slide 15 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De weg die impulsen afleggen
Impulsen leggen een grote afstand af door de zenuwen.  
De impulsen worden dus met grote snelheid door het zenuwstelsel voort geleid.


Slide 16 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De weg die impulsen afleggen
Impulsen leggen een grote afstand af door de zenuwen.  
De impulsen worden dus met grote snelheid door het zenuwstelsel voort geleid.

We maken onderscheid in:
  • bewuste reactie 
  • reflex 

Slide 17 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De weg die impulsen afleggen
Bewuste reactie:
Bij een bewuste reactie gaan er eerst impulsen van je zintuigen naar je hersenen. 
  • Je wordt je bewust van de prikkels die je zintuigen opvangen. 
  • Je beslist hoe je wilt reageren, waarna impulsen van je hersenen naar je spieren gaan. 
  • Je spieren trekken samen en je reageert.

Slide 18 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
De weg die impulsen afleggen
Reflex
Bij een reflex gaan de impulsen niet via je hersenen. 
  • Een reflex is een vaste, snelle, onbewuste reactie op een bepaalde prikkel. 
  • Voorbeelden van reflexen zijn                                    de terugtrekreflex, de ooglidreflex                                en de pupilreflex.

Slide 19 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Terugtrekreflex

Slide 20 - Tekstslide

5.4 Het zenuwstelsel
Aan het werk
  • Pak je planner: woensdag 25 januari: SO 5.1 t/m 5.3
  • maken 5.4 Het zenuwstelsel opdr 1 t/m 8
  • Practicum: reactiesnelheid bepalen

Slide 21 - Tekstslide