Herhaling 3.4 en 3.5

Hier stroomt het water het hardst
A
Middenloop
B
Benedenloop
C
Bovenloop
D
Achterloop
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hier stroomt het water het hardst
A
Middenloop
B
Benedenloop
C
Bovenloop
D
Achterloop

Slide 1 - Quizvraag

Hier vindt het meeste sedimentatie plaats
A
Middenloop
B
Benedenloop
C
Bovenloop
D
Achterloop

Slide 2 - Quizvraag

Erosie vindt plaats in
A
De binnenbocht van een rivier
B
De buitenbocht van een rivier
C
Aan het einde van het rivier
D
Bij de rotsen

Slide 3 - Quizvraag

Het slingeren van een rivier heet
A
Meanderen
B
Rivierslinger
C
Erosie
D
Sedimentatie

Slide 4 - Quizvraag

Een lager gelegen gedeelte tussen 2 hogere stukken heet een
A
Vlakte
B
Plateau
C
Horst
D
Slenk

Slide 5 - Quizvraag

Het einde van de Rijn, waar de rivier zee in stroomt, heet ook wel
A
De delta
B
De overloop
C
De einloop
D
Estuarium

Slide 6 - Quizvraag

Mensen willen graag in de Delta wonen omdat
A
Het daar gezellig is
B
Daar veel water is
C
Daar veel steden zijn
D
Het er vruchtbaar is

Slide 7 - Quizvraag

Vroeger woonde men graag aan de Middenloop van de Rijn, omdat
A
Daar de meeste handel werd gedreven
B
Ze daar het best met hun boot konden varen
C
Het daar het mooist is
D
Je daar goed kon vissen

Slide 8 - Quizvraag

Als de Rijn in Nederland vervuilt is, omdat er in Duitsland giftige stoffen in zijn gegooid heet dat
A
Landoverschrijdende vervuiling
B
Riviervervuiling
C
Egoïstische vervuiling
D
Grensoverschrijdende vervuiling

Slide 9 - Quizvraag

3.4 Een reisje langs de Rijn
Middenloop = goed bevaarbaar en rustig
Bovenloop = Waar de rivier begint, totdat het de bergen afstroomt
Benedenloop = waar de rivier uitmond in zee

Slide 10 - Tekstslide

Wat doen rivieren?
Belangrijke schakel in de waterkringloop.
Van boven bij de bron, stroomt het water naar een lager punt en mond uit in zee.

De rivier neemt veel met zich mee: klei, zand, grind en stenen
Bij een lagere snelheid van de rivier wordt dat neergelegd.

Dit heet sedimentatie = het meegenomen gesteente blijft achter

Slide 11 - Tekstslide

De bovenloop van de Rijn
De Rijn is een gemengde rivier: regen-en smeltwater
In de bovenloop stroomt de rivier hard (veel water wordt vervoerd binnen een korte tijd = groot verhang)

Er ontstaat een V-vormig dal.

Slide 12 - Tekstslide

B94 Rivieren
Rivieren alleen gevuld met regenwater = regenrivier

Rivieren die smeltwater afvoeren = gletsjerrivier

Stroomgebied = het totale gebied waar de rivier stroomt. Inclusief zijstroompjes

Grens tussen twee stroomgebieden = waterscheiding

Debiet = hoeveelheid water dat op een bepaald punt langs de rivier passeert (in m³ per seconde)

Schommelingen in waterafvoer = regiem

Slide 13 - Tekstslide

B95 Verval en verhang
Verval = het hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier

Verhang = het verval per km

Delta = vertakking van een rivier in een aantal rivierlopen, vlak voor de monding.

Estuarium/trechtermond = brede riviermonding, vaan in de vorm van een trechter.

Slide 14 - Tekstslide

5. Op weg naar de zee
Lezen blz 60/61

Belangrijke begrippen:
Meanders
Hoefijzermeer
Verhang
Delta

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Meanders + Hoefijzermeer
Meanders ontstaan door erosie en sedimentatie.
Buitenbocht > water stroomt snel en schuurt de kant af
Binnenbocht > water stroomt langzaam en grind en zand bezinken.

Hoefijzermeer: De meander wordt zo groot dat de rivier een andere snellere route volgt en de bocht wordt afgesloten.

Slide 17 - Tekstslide

B59 lezen
Horsten
Slenken
Breukgebergten

Plooien
Plooiingsgebergten

Troggen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Samenvatting maken hoofdstuk 3!!!!


Alle paragrafen samenvatten.

Klaar? Vergeet dan de basisboeknummers niet!

Slide 22 - Tekstslide