H3 alles

Hoort een 58-jarige die vroegtijdig met pensioen gaat bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee
1 / 19
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoort een 58-jarige die vroegtijdig met pensioen gaat bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoort een onbetaalde stagiair bij de beroepsbevolking?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk effect heeft een vergrijzende bevolking op de arbeidsmarkt?
A
Het aanbod van arbeid krimpt
B
Het aanbod van arbeid groeit
C
Het aanbod van arbeid blijft gelijk

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een bedrijf werken 18 fulltime krachten (40 uur p/w) en 6 parttime krachten die samen 210 uur p/w werken. Bereken het aantal arbeidsjaren.

Slide 4 - Open vraag

Antwoord: 18 + (210 / 40 ) 5,3 = 23
Wat is een voorbeeld van een abstracte markt?
A
Een Vakantiebeurs
B
De rommelmarkt
C
De arbeidsmarkt
D
De bloemenveiling

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?
A
De vraaglijn daalt als de prijs van het product daalt
B
De vraaglijn stijgt als de prijs van het product daalt.
C
De vraaglijn stijgt als de als de prijs van het product daalt.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een modewinkel doet onderzoek naar de markt en ontdekt de volgende vraaglijn bij een T-shirt: Qv = -20P + 800

Wat is de vraag bij €20,-?
A
400
B
800
C
200
D
0

Slide 7 - Quizvraag

B uitleg: als het t-shirt gratis zou zijn zal de gevraagde hoeveelheid altijd 800 zijn.

A. Uitleg: zal de prijs met 1 enkele euro stijgen, zal die hoeveelheid al met 20 dalen.
Hier zijn 2 vraagfuncties:
Qv = 15P + 600
Qv = - 0,4P + 50
A
Alleen vraagfunctie 1 is juist
B
Alleen vraagfunctie 2 is juist
C
Beide vraagfuncties zijn juist
D
Beide vraagfuncties zijn onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Qv = -400p + 2000.

1. Wat is Qv als P = 0?
2. Wat is P als Qv = 0?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verschuiving van de vraaglijn is mogelijk door:
A
Stijging van het inkomen
B
De prijs van het product stijgt
C
De prijs van het product daalt
D
De prijs van andere producten stijgt

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom begint een
aanbodlijn nooit bij €0,-?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

23)
Qv= -1p + 10 en Qa= 4p - 20

Wat is de P bij evenwicht?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

23) nu weten we dat de evenwichtsprijs €6,- is.

Wat is de evenwichtshoeveelheid (Qv/Qa)?

Qv= -1p + 10 en Qa= 4p - 20

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een aanbodlijn ...
A
Stijgt; meer kosten per product.
B
Daalt; meer kosten per product.
C
Stijgt; minder kosten per product.
D
Daalt; minder kosten per product.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een verschuiving VAN de aanbodlijn komt NIET door:
A
De verandering van prijs
B
hogere arbeidskosten
C
Lager grondstofkosten
D
Verbeterde technologie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homogeen of heterogeen product?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke marktvorm?
A
Volkomen concurrentie
B
Monopolistische concurrentie
C
Oligopolie
D
Monopolie

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies