Period 6 lesson 3 Pearson section 3 Word order and the a/an rule

Period 6 lesson 1 Pearson section 1
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Period 6 lesson 1 Pearson section 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Looking ahead

Two/Three classes left:
March 20th
March 27th
April 3rd


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exam!
Resit Central exam B1
Reading and Listening:
April 2nd: 9.00 - 11.00


Martijn
Maarten
Pieter
Rik
Thomas


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pearson April 5th

Ilse
Hilse
Anna
Hanna
Jelle
Willemijn
Naomi
Leah
Anniko
Mark Ittersum
Rowan
Mark van't Oever

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pearson April 12th


Willem
Margarethe
Kewin
Nikkie
Guus
Mari Lois

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pearson April 19th

Maarten
Pieter
Rik
Rudolf
Bart
Thomas
Tim
Max
Martijn

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's class
Pearson exam section 3:
writing.

the a/an rule


Slide 7 - Tekstslide

Ask questions about the clock.
What time is it?
What will you be doing at this time?
3.25 AM or PM?
Speaking
Describing a picture.

You will see a picture.

You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking
Describing a picture.



You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
timer
0:25

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking
Describing a picture.

You will see a picture.

You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Speaking
Describing a picture.



You have 25 seconds to prepare.
Describe the picture in 25 seconds.
timer
0:25

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Lidwoorden (de/het/een) worden in het Engels (the/a/an) anders gebruikt dan in het Nederlands.

Why should you learn
 the a/an rule?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.
Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er was eens de oude boer die het gans had dat elke dag de gouden ei legde. De ei leverde het boer genoeg op voor de comfortabel leven.
Op een dag had een boer de idee en dacht: "Waarom maar één ei per dag? Waarom kan ik niet alle eieren meteen krijgen?" Het domme boer sneed het buik van het gans open voor het overvloed aan gouden eieren. Hij vond niets. Een boer realiseerde zich dat hij de grote fout had gemaakt.
Once upon a time, an old farmer had a goose that laid a golden egg every day. The egg gave the farmer enough to live comfortably.
One day, the farmer had an idea and thought: "Why just an egg a day? Why can't I have all the eggs at once?"
The foolish farmer cut the goose's stomach to get an abundance of golden eggs. He found nothing. The farmer realised he had made a huge mistake.
Pay attention to the a / an rule in English!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles = lidwoorden
Wanneer je in het Nederlands de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels the.
Wanneer je in het Nederlands een voor een zelfstandig naamwoord zet, gebruik je in het Engels a of an.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

GPS

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles        A / AN
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker.
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker.
a pet              a teacher            a bike
a car              a door                  a room
an ear           an investigation         an officer
an apple      an answer                    an English man

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Articles        A / AN
Let op! Het gaat er niet om hoe je een woord schrijft, maar hoe het volgende woord klinkt.
an hour (je hoort our)
a university (je hoort juniversity)
an M&M (je hoort em&em)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

FORMS test about the a / an rule
Please go to Teams and fill out the FORMS test
about the a / an rule.

Slide 19 - Tekstslide

De volgende slides komen uit de FORMS test.

To chose between
A or An you have to
...
A
... see how the next word is spelled.
B
... listen to how the next word sounds.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Use An if the next word starts with
an ... sound.
A
a e i
B
a e i o
C
a e i o u
D
a e i o u y

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which sentence is correct?
A
Anna has a Apple.
B
Anna has an Apple.

Slide 22 - Quizvraag

Mnemonic:
Anna has an Apple.
Abraham has a Blackberry.


Which sentence is correct?
A
Abraham has a Blackberry.
B
Abraham has an Blackberry.

Slide 23 - Quizvraag

Mnemonic:
Anna has an Apple.
Abraham has a Blackberry.

I have to make
... appointment
with Mr Onnink.
A
a
B
an

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Ms Goossens has ... idea for the party.
A
a
B
an

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... Union Jack stands for ... unity of ... United Kingdom.
A
a - an - the
B
an - an - the
C
an - a - the
D
the - the - the

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Does Mr Lemse drive ... yellow Mercedes?
A
a
B
an

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Mr Geense has
... university degree in German.
A
a
B
an

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Every day at lunch
I peel ... orange.
A
a
B
an

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Have you ever
seen ... unicorn?
A
a
B
an

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


60 minutes is the same as ... hour.
A
a
B
an

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


This person drives
... English car.
A
a
B
an

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

AN
A
union
bus
employer
hour
onion
email
clock
lawyer
umbrella
car

Slide 33 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which sentence
is correct?
A
I have sent a email.
B
I have sent an email.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives (bijvoeglijk naamw)
Adjectives make a sentence more interesting by giving detail.




Try to add as many adjectives as possible to this sentence.
  • The boy is holding a book.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Two assignments
Read and Write: You have 30 seconds to look at the passage. 
The passage then disapears. You have 90 seconds ro rewrite the passage in your own words.
  

Essay question: You have 10 minutes to answer the question. Use 50-75 words (next week)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

John was only 16 years old when he met his wife Donna. First they were friends but after a while they found out that there was more going on between them. After four years John asked Donna if she would marry him. Donna said: Yes. They are married 25 years this summer and still very happy together.
timer
0:30

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Write down your answer
timer
1:30

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies