Lichamelijke ziektebeelden 2 cohort 2017-2018

Lichamelijke ziektebeelden

Onderwerpen 

1. CVA
   
2. Motorische beperkingen

• Reuma
  
• Artrose
• Osteoporose
• Spieratrofie
• Spasme

Leerdoelen CVA

• De student kan uitleggen wat een cva is.
  
• De student kan het verschil tussen de twee soorten cva uitleggen.
  
• De student kan minimaal 5 uitvalsverschijnselen ten gevolge van een cva benoemen.
  
• De student kan minimaal 5 risicofactoren voor het ontstaan van een cva benoemen. 
  

De cliënt met een CVA

Wat betekent CVA

Cerebro Vasculair Accident

Cerebro:   het heeft met de hersenen te maken

Vasculair: het heeft met een bloedvat te maken

Accident: een ongeluk

Het is dus een ongeluk met de bloedvaten in de hersenen

Twee soorten CVA

1.  Bloedig: er is een bloedvaatje in de hersenen geknapt
2. Niet bloed: een bloedvaatje is verstopt geraakt door een stolsel. 

Bloedig CVA (hersenbloeding)

Niet bloedig CVA (herseninfarct)

Uitvalsverschijnselen (halfzijdig)

• Hemiparese of hemiplegie
  
• Spraakstoornissen (afasie)
  
• Geheugenstoornissen
  
• Concentratiestoornissen
  
• Motorische stoornissen (apraxie)
  
• Slikklachten
  
• Gedragsverandering
• Persoonlijkheidsverandering
  
• Emotionele labiliteit
  

Thrombolyse: medicatie om het stolsel op te lossen

Binnen 4-1/2 uur toedienen

Dus: be FAST

Complicatie door het verdunnen van het bloed: hersenbloeding