Debat les 1

Debat
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Debat

Slide 1 - Tekstslide

Debatteren, hoe gaat dat?
Een debat is een gesprek over een afgebakend onderwerp waarover de deelnemers het oneens zijn. Bij een debat draait het om winnen.
Tijdens een debat wordt het eigen standpunt verdedigd en dat van de ander verzwakt met als doel een derde partij te overtuigen.

Slide 2 - Tekstslide

Debatteren, hoe gaat dat?
Debatteren kan je ook kennen uit de Tweede Kamer of uit het Lagerhuis in Engeland. Hier wordt vooral gedebatteerd over beleidskwesties.
In deze debatten in het belangrijk om de andere partij en het publiek (burgers) te overtuigen.

Voorbeelden van beleidskwesties:  ‘De hoogte van verkeersboetes moet afhankelijk worden van iemands inkomen’ of 'Er moeten nieuwe maatregelen komen om het alcoholgebruik onder jongeren te verminderen.'
https://www.youtube.com/watch?v=tNeFnVVtqBE&feature=youtu.be 

Slide 3 - Tekstslide

NK debat voor scholieren
https://youtu.be/jag2mJRx2zA
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Hoe houd je een goed debat?
Bij debatteren zijn drie dingen belangrijk:
1. Inhoud: bij inhoud gaat het om wát je zegt. 
  • Welke argumenten gebruik je? 
  • Zijn het sterke argumenten? 
  • Klopt je verhaal? 
  • Is het feitelijk juist en logisch correct?  

Slide 5 - Tekstslide

Hoe houd je een goed debat?
Bij debatteren zijn drie dingen belangrijk:
2. Presentatie: Bij presentatie gaat het om hoe jij je debatbeurt formuleert. 
  • Schrijf je vloeiend en duidelijk?
  • Maak je goed gebruik van je taal?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe houd je een goed debat?
Bij debatteren zijn drie dingen belangrijk:
3. Interactie: bij interactie gaat het om hoe jij je afstemt op je lezerspubliek.
  • Sluit je verhaal aan bij wat de lezers al weten? 
  • Gebruik je de goede taal en toon?

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn goede argumenten?
Bij Nederlands heb je geleerd dat er twee soorten argumenten zijn:
  • Objectieve argumenten - deze argumenten zijn gebaseerd op feiten en kan je controleren.
  • Subjectieve argumenten - deze argumenten komen voort uit ervaringen, vermoedens, vergelijkingen of emoties en moet je dus goed kunnen onderbouwen.

Slide 8 - Tekstslide

Oefening argumenteren
We gaan een oefening doen met argumenteren.  Je krijgt straks een stelling en je moet daarbij een argument bedenken.
  • Schrijf de stelling over en geef daarachter jouw argument.
  • Je mag voor of tegen de stelling zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Mijn zakgeld moet omhoog..

Slide 10 - Open vraag

School moet dit jaar verder in de zomervakantie..

Slide 11 - Open vraag

Alle wc's op school moeten genderneutraal worden..

Slide 12 - Open vraag

Leerlingen die gemiddeld een 7,5 staan moeten vrijstelling van de lessen krijgen..

Slide 13 - Open vraag

In deze les
  • Opdracht debat, maar dan anders
  • Debatteren, hoe gaat dat?
  • Hoe houd je een goed debat?
  • Wat zijn goede argumenten?
  • Standaardgeschilpuntenmodel
  • Oefening argumenteren
  • Opdracht voor volgende les

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht debat, maar dan anders
In 3H houden we elk jaar een debat.
Dit jaar wordt de opdracht niet mondeling, maar schriftelijk getoetst. In een team schrijf je een volledig debat uit met argumenten voor en argumenten tegen. 
Voordat je dat gaan doen, gaan we eerst even de basis doornemen.

Slide 15 - Tekstslide

Standaardgeschilpuntenmodel
Het standaardgeschilpuntenmodel is een redelijk eenvoudig model om goede argumenten te bedenken bij een stelling over beleidskwesties.

Dit model kan je gebruiken om goede argumentatie op te bouwen en om de zwakke plekken in de argumentatie van de tegenstander te ontdekken.
Voorbeelden van beleidskwesties:  ‘De hoogte van verkeersboetes moet afhankelijk worden van iemands inkomen’ of 'Er moeten nieuwe maatregelen komen om het alcoholgebruik onder jongeren te verminderen.'
https://www.youtube.com/watch?v=tNeFnVVtqBE&feature=youtu.be 

Slide 16 - Tekstslide

Standaardgeschilpuntenmodel
Voorstander: als je voorstander bent van een maatregel en je wilt je argumentatie sterk maken, dan moet je zorgen dat je alle vragen weet te beantwoorden.

Tegenstander: als je tegenstander bent van een maatregel, dan moet je elke vraag in twijfel trekken.

Bij het standaardgeschilpuntenmodel is het belangrijk om de volgorde van 1 naar 4 aan te houden.

Slide 17 - Tekstslide

Standaardgeschilpuntenmodel

Slide 18 - Tekstslide

Standaardgeschilpuntenmodel

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht voor volgende les
  • Maak een team van 4/5 personen. Voor het gemak kan je teams maken binnen de lesgroepen die gemaakt zijn.
  • Kijk op deze site naar de stelling en kies met jouw team voor de volgende les een stelling.



Slide 20 - Tekstslide

Eindopdracht debat
  • Jullie hebben teams gemaakt. 
  • Je hebt een stelling gekozen (kijk op Classroom voor link)

Mail je team + stelling naar mij voor vanmiddag 16.00 uur. Zit je dan niet in een team, dan wordt je door mij ingedeeld.

Slide 21 - Tekstslide

Eindopdracht debat
  • Verdeel je team in tweeën. Het ene deel is de voorstander, het andere deel de tegenstander.
  • Schrijf een debat volledig uit volgens het standaardgeschilpuntenmodel. 
  • Neem alle vragen uit dit model over in jullie opdracht en geef hier antwoord op.
  • Het uiteindelijke document is minimaal 2 a4.
  • Jullie worden beoordeeld op inhoud, spelling en presentatie.
  • Inleverdatum: 19 juni

Slide 22 - Tekstslide