formatieve toets natuurkunde klas 3 hoofdstuk 4

In de kop van een ongebruikte lucifer vinden we:
A
warmte
B
chemische energie
C
kernenergie
D
stralingsenergie
1 / 33
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

In de kop van een ongebruikte lucifer vinden we:
A
warmte
B
chemische energie
C
kernenergie
D
stralingsenergie

Slide 1 - Quizvraag

Fossiele brandstoffen zijn brandstoffen die:
A
in blik zitten, als je ze koopt.
B
nog miljoenen eeuwen op aarde gebruikt kunnen worden.
C
ontstaan zijn uit de resten van planten en dieren.
D
door de vroegere jagersvolken gebruikt werden om het vlees gaar te maken.

Slide 2 - Quizvraag

Het energiegebruik wordt beperkt als:
A
elektrische treinen vervangen worden door stoomtreinen.
B
men overgaat van het gebruik van aardgas op biogas.
C
de isolatielaag van de verwarmingsketel wordt weggehaald.
D
de thermostaat van de verwarming minder hoog wordt gezet.

Slide 3 - Quizvraag

Nancy beweert: een windhoos bezit bewegingsenergie.
Karel beweert: een bal die stil op het voetbalveld ligt, bezit zwaarte energie.
Hebben zij gelijk?
A
Alleen Karel heeft gelijk.
B
Alleen Nancy heeft gelijk.
C
Ze hebben allebei gelijk.
D
Ze hebben geen van beide gelijk.

Slide 4 - Quizvraag

De energiebronnen die het belangrijkst zijn voor het gemiddelde Nederlandse huishouden zijn:
A
elektriciteit, aardgas, aardwarmte, windenergie
B
elektriciteit, aardgas, benzine, voedsel
C
waterkracht, kernenergie, benzine, voedsel
D
waterkracht, kernenergie, aardwarmte, windenergie

Slide 5 - Quizvraag

In de benzinemotor van een auto vinden de volgende energie-omzettingen plaats:
A
chemische energie → bewegingsenergie + warmte
B
chemische energie → bewegingsenergie + zwaarte-energie
C
zwaarte-energie → bewegingsenergie + warmte
D
bewegingsenergie → zwaarte-energie + warmte

Slide 6 - Quizvraag

Jantine remt met haar hand de band af van een snel draaiend fietswiel. De belangrijkste energie-omzetting die plaatsvindt, is dan:
A
bewegingsenergie → zwaarte-energie
B
warmte → bewegingsenergie
C
bewegingsenergie → warmte
D
zwaarte-energie → bewegingsenergie

Slide 7 - Quizvraag

Bij een slingerklok moet je energie blijven toevoeren om te zorgen dat de klok blijft lopen. Dit is nodig:
A
omdat de wet van behoud van energie in dit geval niet geldt.
B
om de slinger voldoende veerenergie te geven.
C
omdat er in de lopende klok wrijving optreedt.
D
omdat er altijd wel wat energie verdwijnt bij een energie-omzetting.

Slide 8 - Quizvraag

Een lege accu wordt opgeladen. Hiervoor is 700 J elektrische energie nodig. De accu wordt daarna aangesloten op een lampje. Als de accu weer leeg is, heeft hij 500 J elektrische energie aan de accu gegeven. De hoeveelheid warmte die tijdens het opladen en ontladen ontwikkeld is, is dan:
A
200 J
B
500 J
C
700 J
D
1200 J

Slide 9 - Quizvraag

Op een stofzuiger staat dat het vermogen 750 W is. Dit getal geeft aan hoeveel elektrische energie:
A
de stofzuiger verbruikt heeft.
B
de stofzuiger per keer stofzuigen verbruikt.
C
per seconde in bewegingsenergie wordt omgezet.
D
de stofzuiger per seconde gebruikt.

Slide 10 - Quizvraag

Het vermogen van een apparaat kan worden uitgedrukt in de eenheid:
A
Wattseconde
B
kiloWattuur
C
Watt/seconde
D
Joule/seconde

Slide 11 - Quizvraag

Een gloeilamp zet in 10 minuten 60 000 J elektrische energie om in warmte en stralingsenergie. Het vermogen van deze gloeilamp is:
A
60 W
B
100 W
C
1000 W
D
6000 W

Slide 12 - Quizvraag

Een straalkachel heeft een vermogen van 2000 W. Als deze kachel 1 uur aanstaat, wordt er aan energie omgezet:
A
2000 J
B
7200 J
C
2 000 000 J
D
7 200 000 J

Slide 13 - Quizvraag

De drie manieren waarop warmtetransport kan plaatsvinden zijn:
A
geleiding, straling en verbranding.
B
stroming, verbranding en isolatie.
C
verbranding, geleiding en isolatie.
D
stroming, geleiding en straling.

Slide 14 - Quizvraag

Je pakt een kartonnen pak melk en een blikje limonade uit de koelkast. Het blikje voelt het koudst aan. Dit komt doordat:
A
blik een betere warmtegeleider is dan karton.
B
karton een betere warmtegeleider is dan blik.
C
karton niet zo koud kan worden als blik.
D
blik meer warmte uitstraalt dan karton.

Slide 15 - Quizvraag

Bekijk de volgende feiten:
1. Als een hond het warm heeft, hangt zijn tong uit zijn bek.
2. De ruimte tussen dubbel vensterglas is gevuld met lucht.
3. Jonge vogels zijn gehuld in donsveertjes.

Toepassingen van lucht als warmte-isolator herken je bij:

A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 16 - Quizvraag

De verbrandingswarmte van spiritus is 18MJ/L. Om een brander aan te steken, heb je aan 50 mL spiritus genoeg. Hoeveel energie komt bij de verbranding daarvan vrij?
A
360 kJ
B
900 kJ
C
360 MJ
D
900 MJ

Slide 17 - Quizvraag

De tank van een bromfiets bevat 10 liter benzine. Het rendement van de motor is 25%, de verbrandingswarmte van benzine is 33 MJ per liter. Als de tank is leeggereden, is er aan nuttige energie vrijgekomen:
A
8,25 MJ
B
82,5 MJ
C
825 MJ
D
8250 MJ

Slide 18 - Quizvraag

Benzine heeft een verbrandingswarmte van 33 MJ/L. Een brommer gebruikt 1 L als hij 24 km rijdt. De brommer maakt een tochtje van 8 km. De hoeveelheid energie die de benzine tijdens dit tochtje levert is:
A
11 MJ
B
33 MJ
C
99 MJ
D
264 MJ

Slide 19 - Quizvraag

Een gloeilamp van 100 W produceert 5 W aan zichtbaar licht. Het rendement van deze gloeilamp is:
A
0,05 %
B
5 %
C
20 %
D
95 %

Slide 20 - Quizvraag

Een lamp van 100 W produceert in een tijd van 5 minuten 12 000 J aan lichtenergie. Het rendement van deze lamp is:
A
2,4 %
B
4 %
C
25 %
D
40 %

Slide 21 - Quizvraag

Een bekerglas met 100 gram water van 90 *C koelt af tot 60 *C. De soortelijke warmte van het water is 4,2 J/g*C. Bij het afkoelen verliest het water aan warmte:
A
5 J
B
30 J
C
3000 J
D
12 600 J

Slide 22 - Quizvraag

Om een klein blokje metaal van 15 gram 5 *C te verwarmen is 150 J nodig. De soortelijke warmte van dat metaal is:
A
0,5 J/g*C
B
2 J/g*C
C
5 J/g*C
D
4 500 J/g*C

Slide 23 - Quizvraag

De soortelijke warmte van melk is 3,9 J/g*C. Men verwarmt 0,5 kg melk van 15 *C tot 75 *C. Hoeveel warmte is hiervoor nodig?
A
32,5 J
B
234 J
C
1 950 J
D
117 000 J

Slide 24 - Quizvraag

De soortelijke warmte van ijzer bedraagt 0,5 J/g*C. Aan een blokje ijzer van 50 gram wordt 125 J toegevoerd. Hoeveel *C stijgt de temperatuur van het blokje?
A
0,20 *C
B
0,80 *C
C
1,25 *C
D
5 *C

Slide 25 - Quizvraag

Hoe lang duurt het om met een waterkoker van 700 W een hoeveelheid van 500 g water van 20 *C te koken? De soortelijke warmte van water is altijd 4,2 J/g*C en er gaat geen warmte verloren.
A
2,1 s
B
147 s
C
198 s
D
240 s

Slide 26 - Quizvraag

De verbrandingswarmte van een waxinelichtje is 40 kJ/g.
Om 50 gram water (soortelijke warmte = 4,2 J/g*C) te verwarmen van 20 *C naar 75 *C is 2 gram kaarsenvet van het waxinelichtje nodig. Bereken het rendement.
A
3,5 %
B
14,4 %
C
45,3 %
D
55 %

Slide 27 - Quizvraag

Een liftmotor ontvangt een elektrisch vermogen van 1500 W. Door de liftcabine op te hijsen in een tijd van 20 seconden verricht de motor een nuttige arbeid van 7500 J. Het rendement van deze liftmotor is:
A
5 %
B
25 %
C
75 %
D
80 %

Slide 28 - Quizvraag

Een Hoog-Rendement-verwarmingsketel heeft een rendement van 80% en levert een vermogen van 36 kW. Bereken hoeveel chemische energie deze ketel in een half uur verbruikt.
A
11,1 kWh
B
14,4 kWh
C
22,5 kWh
D
36,0 kWh

Slide 29 - Quizvraag

Een koelkast van 100 W staat per etmaal (= 24 uur) gemiddeld 6 uur aan. Hoeveel energie gebruikt hij in een etmaal?
A
0,6 kWh
B
2,4 kWh
C
600 kWh
D
2400 kWh

Slide 30 - Quizvraag

De soortelijke warmte van alcohol is 2,4 J/g*C. Bereken tot welke temperatuur je 200 gram alcohol van 15 *C kunt verwarmen met een hoeveelheid warmte van 14 400 J
A
45 *C
B
30 *C
C
48 *C
D
20 *C

Slide 31 - Quizvraag

Een gloeilamp geeft in 10 minuten 600 J aan stralingsenergie. Het rendement van deze lamp is slechts 5 %. Hoe groot is de hoeveelheid gebruikte elektrische energie?
A
30 J
B
18 000 J
C
3000 J
D
12 000 J

Slide 32 - Quizvraag

Hoe lang duurt het om met een wasmachine van 1200 W een hoeveelheid van 3 kg water van 20 *C te verwarmen tot
60 *C? De soortelijke warmte van water is 4,2 J/g*C en het rendement van deze wasmachine is 80 %.

Slide 33 - Open vraag