week 3 afp p2 nierfalen en nierschade

Periode 2, week 3
nierfalen en nierschade
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Periode 2, week 3
nierfalen en nierschade

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We gaan het hebben over:
  • Het urinewegstelsel
  • Onderzoek en diagnostiek
  • Aandoeningen aan de nieren en hun behandeling
  • Aandoeningen aan de urinewegen en hun behandeling
  • Aandachtspunten voor de zorg






Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inleiding
Aandoeningen aan het urinewegstelsel kunnen invloed hebben op de vorming van urine, de hormoonhuishouding, bloeddrukregulatie, incontinentie en seksualiteit. 


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het urinewegstelsel
'Het stelsel dat bestaat uit nieren, blaas, urinebuis en het stelsel wat urine produceert en uitscheidt.'

Het urinewegstelsel kent twee functies; de vorming en transport van urine. 

De vorming vindt plaats in de nieren
Het transport verloopt via de urinewegen; de urineleiders, blaas en urinebuis

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nieren
De nieren (renes) zijn boonvormig. Ze liggen aan beide zijden van de wervelkolom aan de achterkant van het lichaam. 

De nieren regelen de bloeddruk, de vocht- en zoutbalans in het lichaam door het filteren van het bloed, en het produceren van urine waarin afvalstoffen worden afgevoerd. 

Dagelijks stroomt er ongeveer 180 liter bloed door de nieren 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urinewegen
De urinewegen bestaan uit: 
  • Twee urineleiders (ureters): Zij verbinden beide nieren met de blaas
  • Blaas (vesica urinaria): Verzamelt de urine die vanuit de nieren wordt aangevoerd en slaat deze urine op. 
  • Urinebuis (urethra): Vormt de verbinding van de blaas naar de buitenwereld. 

Slide 6 - Tekstslide

De urineleiders zijn 25 tot 30 cm lang en transporteren urine vanuit het nierbekken naar de blaas. 

Als er zo'n 200-300 ml urine in de blaas zit, geeft de blaaswand een signaal aan het lichaam om te urineren. De blaas kan zich tot ongeveer 1,5 l oprekken. 

De urinebuis van een vrouw is ongeveer 3 cm lang en eindigt in de vulva. De urinebuis van de man is ongeveer 20 cm lang en eindigt aan de top van de penis. 

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek en diagnostiek

  • Functieonderzoek: urine- of bloedonderzoek
  • Beeldvormend onderzoek: er wordt op verschillende manieren een afbeelding gemaakt van de organen 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan wijzen op nierproblemen?
  • Er zitten stoffen in de urine 
    - Eiwit; dit kan duiden op nierinsufficiëntie 
    - Bloed; dit kan duiden op allerlei aandoeningen waaronder blaasontsteking of carcinoom; 
    - Nitriet of leukocyten; dit kan duiden op een urineweginfectie 
  • Er zijn wijzigingen in het soortelijk gewicht (dichtheid):  dit verwijst naar de (on)mogelijkheden van nieren om afvalstoffen in minder vocht uit te scheiden
  • De zuurgraad van de urine wijkt af: normaal is de zuurgraad tussen de 5 en 8, lager dan 5 (zuur) wijst op bijv. diabetes mellitus en boven de 8 (basisch) verwijst meestal naar een urineweginfectie. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldvormend onderzoek
  • Echografie: een uitwendig onderzoek met een bladderscan. Het is mogelijk om hiermee retentie (achtergebleven urine in de blaas) te meten
  • Nierangiografie: een onderzoek van de bloedvaten van de nieren. Bij dit onderzoek wordt er een katheter in een bloedvat (meestal liesslagader) ingebracht en opgevoerd tot de nierslagader. Dan wordt er contrastvloeistof ingespoten en afwijkingen en/of tumoren worden zichtbaar. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verpleegkundige observaties 
De volgende symptomen kunnen wijzen op een blaasontsteking (cystitis):

  • Pijn bij het plassen;
  • Continue aandrang voelen om te plassen;
  • Zeurderige pijn in de onderbuik;
  • Vermoeidheid;
  • Verwardheid;
  • Verhoogde temperatuur in combinatie met één van bovenstaande symptomen.





Slide 11 - Tekstslide

Als verzorgende in thuiszorg is je observatievermogen een essentiële aanvullende factor op alle onderzoeken. Dit is vooral belangrijk als de zorgvrager niet goed in staat is klachten te verwoorden. Je kent de zorgvrager, zijn sociale kaart, zijn medische achtergrond en mogelijk ook wensen voor de toekomst. Komt daar verandering in of ontstaan er klachten, dan sta je dichtbij de zorgvrager. Je rol van spin in het web kan andere disciplines helpen tot een juiste diagnose te komen.
Nierbekken ontsteking:
De ontsteking kan zich dan verplaatst hebben naar hogerop in de urinewegen. In dat geval kunnen de volgende klachten optreden:

  • Alle verschijnselen van een blaasontsteking;
  • Hoge koorts met koude rillingen;
  • Pijn in de rug ter hoogte van de nieren;
  • Soms misselijkheid met braken en diarree;
  • Veranderingen in de bloeddruk;
  • Rode en vooral witte bloedcellen en bacteriën in de urine.





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij nier-, urineweg- of blaasstenen

Er ontstaan specifieke klachten als: 
  • Hevige, krampende pijnaanvallen in de flanken, buik, rug en liezen, soms uitstralend naar de geslachtsorganen als de steen is losgeraakt en zich in een van beide urineleiders bevindt;
  • Sterke bewegingsdrang door de golven van pijn die de zorgvrager overspoelen;
  • Last van misselijkheid en braken;
  • Bloed bij de urine.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verpleegkundige zorg:
  • Vraag of er vanuit het ziekenhuis bijzonderheden voor de zorg zijn aangegeven. 
  • Lees de voorschriften en spreek met de zorgvrager af waar jullie de komende dagen samen op letten. Bijv:  vochtbalans worden bijgehouden, urine geobserveerd en/of bijzonderheden gerapporteerd

Slide 14 - Tekstslide

Bij een onderzoek of opname in het ziekenhuis, zullen de zorgvrager en zijn mantelzorger informatie ontvangen. Als verzorgende kun jij die informatie voor hen verhelderen. De zorgvrager kan immers door gespannenheid voor een onderzoek of opname de informatie verkeerd begrijpen of vergeten. Soms ga je mee naar een onderzoek, soms zal een mantelzorger de zorgvrager vergezellen. Als de zorgvrager alleen gaat kun je ondersteuning bieden bij het organiseren van het vervoer. Verder kun je advies geven over het meenemen van de juiste spullen, zoals een geldig identiteitsbewijs, een patiëntenpas, afsprakenkaart, medicijnoverzicht, eventueel een dieetvoorschrift en bij opname pyjama, pantoffels en toiletartikelen.
Aandoeningen aan de nieren
Je kunt aandoeningen aan de nieren onderverdelen in
  • Acute nierschade: de nieren functioneren plotseling onvoldoende waardoor er  te veel aan afvalstoffen in het lichaam achterblijven
  • Chronische nierschade: de nieren werken onvoldoende en herstellen niet meer 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Acute nierschade
Dit kan ontstaan door: 
  • Ontstekingen die de nierfilters in het lichaam aantast
  • Blokkade (zoals nierstenen)
  • Tumor
  • Te grote prostaat
  • Bloeding 
  • Trauma 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chronische nierschade
Dit kan ontstaan door:
  • Aangeboren afwijkingen 
  • Te hoge bloeddruk
  • Diabetes mellitus 
  • Een combinatie van factoren, waarbij roken en overgewicht een negatieve invloed hebben

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nierstenen
In urine worden afvalstoffen verzameld en tijdens het plassen worden deze afgevoerd. Als afvalstoffen niet helemaal oplossen in de urine, kunnen in het nierbekken kristallen ontstaan. Deze kristallen slaan neer op de wanden van de nier en zijn het begin van nierstenen. De steentjes kunnen verschillende afmetingen hebben.
Nierstenen zie je vaker bij zorgvragers:
  • van het mannelijk geslacht;
  • die te weinig drinken of veel zweten;
  • van middelbare leeftijd;
  • die veel vlees eten;
  • die vaker last hebben van urineweginfecties;
  • waarbij nierstenen in de familie voorkomen.

Slide 18 - Tekstslide

Kleine steentjes kunnen uitgeplast worden, grotere steentjes kunnen in de nieren blijven steken en een doffe pijn veroorzaken. Als de afvloed van urine wordt belemmerd, kan dit leiden tot beschadiging van het nierweefsel en nierfunctieverlies.
Onderzoek & behandeling
Door middel van echografie kunnen nierstenen worden gezien. Na vaststelling van de nierstenen kan de behandeling worden bepaald. 

Nierstenen zijn te verwijderen door niersteenvergruizing. Er worden dan schokgolven buiten het lichaam precies op de steen gericht, waardoor deze trilt en vergruist tot kleinere stenen. Dit is niet pijnlijk. 

Een andere methode is een ingreep waarbij via een cystoscoop een katheter wordt ingebracht tot aan de nier. M.b.v. contrastvloeistof en onder röntgendoorlichting wordt de nier aangeprikt en worden de stenen verwijdert. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verpleegkundige zorg:
Na een operatieve behandeling in het ziekenhuis, kan een zorgvrager thuiskomen met een nefrodrain. De nefrodrain voert de urine rechtstreeks vanuit het nierbekken naar de opvangzak buiten het lichaam. Ook heeft de zorgvrager waarschijnlijk een blaaskatheter. De urine in beide opvangzakken kan nog wat bloederig zijn. Blaasspoelen is dan noodzakelijk.

Het is belangrijk dat de zorgvrager minimaal anderhalf tot twee liter per dag drinkt. Hij plast dan al het achtergebleven gruis zo snel mogelijk uit. Bovendien voorkomt hij zo dat er nieuwe stenen ontstaan. De kleur van de urine is een goede leidraad om de juiste hoeveelheid vochtinname te bepalen. 

Slide 20 - Tekstslide

Op basis van de observatie van de urine, beslist de uroloog wanneer de blaaskatheter en/of de nefrodrain verwijderd mag worden. Het is daarom van belang om de observaties nauwkeurig te rapporteren.
Nierfalen en dialyse
Bij nierfalen (nierinsufficiëntie) is de nierfunctie verminderd, waardoor afvalstoffen niet meer voldoende uit het lichaam worden verwijderd. Nierfalen kan zich acuut voordoen of chronisch zijn. Oorzaken:

  • Onvoldoende bloedtoevoer naar de nieren door weinig vochtinname, uitdroging (zweten, overgeven, diarree) of bloedverlies elders in het lichaam (trauma);
  • Aangeboren afwijkingen of obstructies in de afvoer van de urine, zoals een vergrote prostaat, littekenweefsel of steenvorming;
  • Beschadiging van de filters in het nierweefsel doordat de urine zich ophoopt in het nierbekken (waternier);
  • Beschadiging van de nieren door stoffen van buitenaf, zoals afvalstoffen van medicijnen, roken, ongezond eten, alcohol en zware metalen.



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek
Er kan functieonderzoek verricht worden. Dit betekent dat je stoffen in bloed en urine opspoort. 

Daarnaast geeft observatie van de urineproductie, oedeemvorming, bloeddruk en gewicht veel informatie over de mate waarin het nierfalen is opgetreden. Met beeldvormend onderzoek wordt uitgezocht hoe het nierfalen is ontstaan.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling
Bij acute nierinsufficiëntie wordt de zorgvrager in het ziekenhuis opgenomen. Geprobeerd wordt om de bloedtoevoer naar de nieren zo snel mogelijk te herstellen, en eventuele obstructies te verwijderen

Als blijkt dat er sprake is van chronisch nierfalen, is er vaak al veel beschadiging opgetreden. Het is mogelijk om te proberen verdere achteruitgang te voorkomen. Bijv: bloeddruk verlagen, afvallen, medicatie




Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wanneer de behandeling niet aanslaat:
Hemodialyse 

Peritoneale dialyse

Uiteindelijk: niertransplantatie

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hemodialyse (HD)
Bij hemodialyse (HD) wordt het bloed van de zorgvrager door een machine met een kunstnier geleid, gezuiverd en weer teruggegeven aan de zorgvrager. De dialysemachine wordt hierbij aangesloten op een bloedvat. Een hemodialyse vindt nu nog veel plaats in een dialysecentrum


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Peritoneale dialyse (PD)
Bij peritoneaaldialyse (PD) worden via een doorgang in het buikvlies afvalstoffen uit het bloed gefilterd

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Werken aan de opdracht in Teams

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende week:
Groepjes en onderwerpen doorgeven:

Bereid (in groepjes van 3) een klinische les voor over een zorgvrager met een chromosomale afwijking (bij voorkeur n.a.v. een zorgvrager één van jullie BPV’s, een andere ervaring of evt. n.a.v. een film o.i.d.), keuze mag breder zijn dan alleen de onderwerpen uit het boek!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk:
Bestudeer de anatomie en pathologie (zie studiewijzer) van week 4 en maak de oefenopdrachten in Edition. 

OP- EN AANMERKINGEN?? 
Lever ze in bij de docent!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies