5. Weerstand deel 2

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De gloeilamp werkt op een spanning van 12 V, de stroomsterkte door de
lamp is 3 A. Bereken de weerstand van de lamp in ohm.
A
36 Ω
B
4 Ω
C
0,25 Ω

Slide 2 - Quizvraag

Metalen zijn slechte geleiders
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Hoe groter de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 4 - Quizvraag

Hoe groot is de waarde van de weerstand in Ohm?
A
26200000 Ω
B
62600000 Ω
C
262000 Ω
D
626000 Ω

Slide 5 - Quizvraag

Een ampèremeter moet je altijd
in serie aansluiten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Het strijkijzer werkt op de netspanning (230 V). De weerstand van het strijkijzer
is 57,5 Ω.
Bereken de stroomsterkte door het strijkijzer in ampère.
A
13225 A
B
0,25 A
C
4 A

Slide 7 - Quizvraag

Grafiet is een isolator
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Wat meet je met een voltmeter?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Lading

Slide 9 - Quizvraag

De iPhone heeft een weerstand van 3,33 Ω. tijdens het opladen gaat er een stroomsterkte
van 1,5 A door de iPhone.
Bereken de spanning waarmee de iPhone wordt opgeladen.
A
5 V
B
2,22 V
C
0,45 V

Slide 10 - Quizvraag

De gloeilamp heeft een weerstand van 12 ohm. De stroomsterkte door de lamp is 3 A. Bereken de spanning over de lamp in volt.
A
0,25 V
B
4 V
C
36 V

Slide 11 - Quizvraag

Een voltmeter moet je altijd
in serie aansluiten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Hoe groot is de waarde van de weerstand in Ohm?
A
571000 Ω
B
175000 Ω
C
175000000 Ω
D
751000000 Ω

Slide 13 - Quizvraag

In een isolator kunnen de elektronen niet vrij bewegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Hoe kleiner de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 15 - Quizvraag

Wat meet je met een ampèremeter?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Lading

Slide 16 - Quizvraag

Hoe groter de stroomsterkte,
A
Hoe groter de spanning
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe groter de weerstand

Slide 17 - Quizvraag

Wet van Ohm

Slide 18 - Tekstslide

Wet van Ohm

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 1
Albert heeft in een practicum de volgende schakeling gemaakt:
Hij heeft de spanning over de weerstand steeds met 5 volt verhoogd.
Elke keer heeft hij ook de stroomsterkte door de weerstand gemeten en dit genoteerd in de tabel.
Neem het assenstelsel over in je schrift en en teken het (U,I) diagram met de waarden uit de tabel.

Slide 20 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 1

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 2
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafiek de grootte van de weerstand. 
Tip:  Bepaal van een coördinaat de spanning en de stroomsterkte en bereken dan met behulp van de wet van Ohm, de weerstand.

Slide 22 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 2
  • U = 30 V; I = 6A 
  • R = U / I
  • R = 30 / 6
  • R = 5 Ω
  • U = 25 V; I = 5A 
  • R = U / I
  • R = 25 / 5
  • R = 5 Ω
  • U = 20 V; I = 4A 
  • R = U / I
  • R = 20 / 4
  • R = 5 Ω
  • U = 15 V; I = 3A 
  • R = U / I
  • R = 15 / 3
  • R = 5 Ω
  • U = 10 V; I = 2 A 
  • R = U / I
  • R = 10 / 2
  • R = 5 Ω
  • U = 5 V; I = 1 A 
  • R = U / I
  • R = 5 / 1
  • R = 5 Ω

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 3
Hiernaast is van drie verschillende weerstanden (R1, R2 en R3) het U,I-diagram getekend. Neem dit over in je schrift.
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafieken en de wet van Ohm, welke weerstand het kleinst is.

Slide 24 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 3
  • U = 3 V; I = 0,9 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,9
  • R2= 3,3 Ω
  • U = 3 V; I = 0,6 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,6
  • R1 = 5 Ω
  • U = 3 V; I = 0,3 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,3
  • R3 = 10 Ω
R2 is de kleinste weerstand, want de grafiek van R2 loopt het steilst.
Hoe steiler de grafiek in een U,I-diagram, hoe kleiner de weerstand,

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 26 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 4

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht 5

Slide 28 - Tekstslide

Uitwerking opdracht 5

Slide 29 - Tekstslide

a. Heb je alles van deze les begrepen?
b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo
goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt?
c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?

Slide 30 - Open vraag

Opdrachtenboek
VWO
Opdrachtenboek H3 maken + nakijken:
opdracht 28 t/m 32 (blz 58, 59)
opdracht 1 t/m 8 (blz. 72)
HAVO
Opdrachtenboek H3 maken + nakijken: 
opdracht 25 t/m 28 (blz 55, 56)
opdracht 1 t/m 8 (blz. 70)

Slide 31 - Tekstslide