Peer Teaching adv en adj

Peerteaching
Adverbs en adjectives
Nikky van de Roer, Chevelly Bhaggoe, Femke de Snaijer
08-06-2021
Telefoon op de hoek van de tafel met scherm naar beneden.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Peerteaching
Adverbs en adjectives
Nikky van de Roer, Chevelly Bhaggoe, Femke de Snaijer
08-06-2021
Telefoon op de hoek van de tafel met scherm naar beneden.

Slide 1 - Tekstslide

Goal
De leerlingen snappen wat adverbs en adjectives zijn en kunnen dit toepassen in een zin en spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Introductie fase A
Nederlands.
Uitleggen wat adverbs en adjectives zijn. 
Hoe je ze kan toepassen.
Voorbeelden, woorden en zinnen.

Slide 3 - Tekstslide

Introductiefase B
Uitvoeren.
Engels.
Leerlingen vullen dit in via Chromebook / telefoon.
Hier zijn dus regels voor bij telefoon gebruik.

Slide 4 - Tekstslide

She played ...
A
beautiful
B
beautifuly
C
beautifully
D
I don't know

Slide 5 - Quizvraag

The TV is far too ...
A
loudly
B
loud
C
loudily
D
A and B are both correct

Slide 6 - Quizvraag

She speaks so very ...
A
quick
B
quickly
C
quickily
D
A and B

Slide 7 - Quizvraag

She's a ... learner
A
quick
B
quickly
C
quickily
D
A and B

Slide 8 - Quizvraag

I know them quite ...
A
Good
B
Better
C
well
D
Something

Slide 9 - Quizvraag

Check your work ...
A
careful
B
carefuly
C
carefully
D
carefulily

Slide 10 - Quizvraag

I've been having a lot of headaches ....
A
late
B
lately
C
latelly
D
latelily

Slide 11 - Quizvraag

He's a ... actor.
A
terrible
B
terribly
C
terribily
D
terribilly

Slide 12 - Quizvraag

He should pass the test ...
A
easy
B
easilly
C
easily
D
easilily

Slide 13 - Quizvraag

It was a ... day for us all.
A
sad
B
sadily
C
sadilly
D
sadilily

Slide 14 - Quizvraag

Uitvoeringsfase
Productief.
Engels.
Leerlingen krijgen een worksheet.
Volgende slide zijn voorbeelden.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld vragen
 Question 1: From the two words given, write down which is the adverb and which is the adjective.
Real (adjective)
Really (adverb)
Question 2: The word given is an adverb, what is the adjective from this word?
Quickly (quick)
Question 3: Which of these words is/are the adverb(s)?
Incredibly (ja)
Incredible (nee)



Slide 16 - Tekstslide

Goal
De leerlingen snappen wat adverbs en adjectives zijn en kunnen dit toepassen in een zin en spellen.

Slide 17 - Tekstslide

Feedback
- Verbeterfase A; Vragen die fout zijn, na gaan klassikaal.
- Verbeterfase B; Plan B: nieuwe vragen.


Slide 18 - Tekstslide