5H - Brandende kwestie - Retorica en stijlmiddelen

Brandende kwestie
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Brandende kwestie

Slide 1 - Tekstslide

Voordat we starten: hoe voel je je vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Deze week
  1. Plannen brandende kwesties
  2. Retorica & stijlfiguren behandelen
  3. Speeches oefenen in groepjes

Slide 3 - Tekstslide

We gaan starten!

Slide 4 - Tekstslide

Vandaag
Je leert de begrippen ethos, pathos, logos kennen.
Je leert vijf stijlmiddelen kennen:
  • repetitio/anafoor
  • antithese
  • enumeratio
  • drieslag
  • (anti)climax
Je werkt verder aan de tekst van jouw speech.

Slide 5 - Tekstslide

ethos
pathos
logos
Ethos
het vertrouwen dat je wekt.

Pathos
de emoties die je oproept.

Logos 
de logica van wat je vertelt.

Slide 6 - Tekstslide

Ethos


  • sterkste overtuigingsmiddel
  • een goede spreker moet een goed karakter hebben
  • deskundig, deugdzaam en sympathiek: geloofwaardig!
  • Hoe? Maak gebruik van rust en neem pauzes!

Slide 7 - Tekstslide

Pathos


  • inspelen op de emoties die leven in je publiek
  • doet een beroep op het hart 
  • bespeel de juiste emotie: anders werkt het averechts!
  • Hoe? Gebruik verhalen, beelden en voorbeelden.

Slide 8 - Tekstslide

Logos


  • logische (jaja) opbouw van je argumenten
  • doet een beroep op het hoofd
  • let op: logisch is niet per se ook waar! Het klinkt waar.
  • Hoe? Zorg voor veel signaalwoorden en precies genoeg info.

Slide 9 - Tekstslide

Ethos
Pathos
Logos
Ik ben zelf ook een leerling en ik zie elke dag de stress bij alle leerlingen.
Volgens het CBS hebben steeds meer jongeren wapens.
Nette kleding dragen
Structuur in je verhaal
Je vuist in de lucht stompen
Deze arme dieren moeten lijden voor onze zucht naar schoonheid!

Slide 10 - Sleepvraag

Extra uitleg over retorica?


Vind je het verschil tussen ethos, pathos en logos nog lastig? Bekijk deze video. Wil je een meester worden in ethos, het belangrijkste middel? 
Lees dan deze pagina door.

Je moet deze drie onderdelen aantoonbaar 
in je speech verwerken!

Slide 11 - Tekstslide

Stijlmiddelen

Stijlmiddelen - of stijlfiguren - worden gebruikt door schrijvers en sprekers om bepaalde effecten teweeg te brengen bij hun publiek. Deze effecten hangen samen met de retorische driehoek van ethos, pathos en logos

Je wilt bijvoorbeeld indruk maken, grappig zijn of bepaalde gevoelens oproepen. Daarbij is een speech met stijlfiguren ook gewoon leuker om te horen!

Slide 12 - Tekstslide

De vijf stijlfiguren
Anafoor / repetitio
Herhaling
Antithese
Tegenstelling
Enumeratio
Opsomming
Drieslag
(Anti)climax

Slide 13 - Tekstslide

Repetitio & anafoor

De spreker herhaalt een woord (repetitio) of een (deel van) een zin (anafoormeerdere keren.

Wij zijn leerlingen, wij hebben de toekomst!

Zonder jou is alles in mijn leven killer. 
Zonder jou is alles plotseling veel stiller. Zonder jou is wat voorheen vertrouwd was, niet langer vertrouwd.

Slide 14 - Tekstslide

Antithese

De spreker zet twee tegenovergestelde zaken zij aan zij. Vaak om het verschil in betekenis te accentueren.

In goede en in slechte tijden, in gezondheid en ziekte

Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.

Ik ga het niet terugnemen, ik ga het herhalen.

Slide 15 - Tekstslide

Enumeratio

De spreker somt een aantal inhoudelijk bij elkaar horende elementen op

Ik zocht in zeeën, bossen, bergen, dromen,

Nimmermeer rustig tot de plek gekomen

Wat ben jij een miezerig, vervelend, irritant, misselijk ventje.


Slide 16 - Tekstslide

Drieslag

De spreker noemt drie zaken van iets. Dit kunnen woorden of zinnen zijn.

Ik kwam, ik zag, ik overwon

Heerlijk, helder, Heineken.

Bloed, zweet en tranen.

Niks, nada, noppes.

Slide 17 - Tekstslide

(Anti)climax
Anticlimax
De spreker maakt een opsomming waarvan de delen steeds zwakker, kleiner of slechter worden.

Climax
De spreker maakt een opsomming waarvan de delen steeds sterker, groter of beter worden.

Ik vind onze nieuwe coach razend slim, heel gedreven, tactisch heel sterk en een enorme eikel.

Het is een groot probleem, het is een verschrikking en het is een totale ramp voor de mensheid!

Ook non-verbaal!






Slide 18 - Tekstslide

Even testen!

Je krijgt een aantal vragen over deze stijlfiguren. Daarna bekijken we een speech en ga je aan de slag met jouw eigen speech.

Slide 19 - Tekstslide

Zij steunen elkaar door dik en dun.
Dit is een:
A
Anafoor
B
Drieslag
C
Enumeratie
D
Anthithese

Slide 20 - Quizvraag

Welk stijlfiguur
zie je hier vooral?
A
antithese
B
repetitio
C
enumeratie
D
drieslag

Slide 21 - Quizvraag

Ze huilt, maar ze lacht.

Dit is een (stom nummer, maar ook een):
A
Antithese
B
Enumeratie
C
Anafoor
D
Repetitio

Slide 22 - Quizvraag

Weet je wat ik heb gekocht? Nieuwe schoenen, een spiksplinternieuwe telefoon voor mijn vriendin, een PlayStation voor mijn broertje en voor jou... een bosje bloemen.
A
Climax
B
Repetitio
C
Anticlimax
D
Anafoor

Slide 23 - Quizvraag

Hij werd kwaad, woedend, nee.. witheet, toen hij zag dat hij een bekeuring had gekregen.
A
Anafoor
B
Repetitio
C
Anticlimax
D
Climax

Slide 24 - Quizvraag

Het regent kleine druppels in een plas
Het regent pijpestelen overal
Het regent harder, sneller en nog luider
Alles wordt kleddernat
A
Anafoor
B
Climax
C
Anticlimax
D
Repetitio

Slide 25 - Quizvraag

Wat ga je doen?

Je werkt jouw drie argumenten uit in een lopende tekst met een goede inleiding en een sluitend slot. 
Je start met logos: zorg dat de basis van je argumenten goed is. Daarna kijk je waar je ruimte ziet voor ethos en pathos
Bepaal daarna of je in jouw tekst ruimte ziet voor een aantal stijlfiguren.


Slide 26 - Tekstslide

Even oefenen

We bekijken een video. Isabella spreekt op een groot congres dat ieder jaar gehouden wordt met zo'n 1000 docenten over wat zij vindt van ons onderwijs.

De vraag straks: welk deel van de retorische driehoek zag jij en schrijf daarvan een voorbeeld op uit de speech. 
Bijvoorbeeld: ethos, want ze zei dat ze zelf ook een hond had.
Dit is een voorbeeld, het gaat niet over honden..

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Dus: waarin zag jij ethos, pathos of logos? Zag je er meerdere, kies er dan één die jij het best vond.

Slide 29 - Open vraag

Zijn je toevallig ook stijlmiddelen
opgevallen in HOE ze zei wat ze zei?

Slide 30 - Woordweb

Wat ga je doen?

Je werkt jouw drie argumenten uit in een lopende tekst met een goede inleiding en een sluitend slot. 
Je start met logos: zorg dat de basis van je argumenten goed is. Daarna kijk je waar je ruimte ziet voor ethos en pathos
Bepaal daarna of je in jouw tekst ruimte ziet voor een aantal stijlfiguren.


Slide 31 - Tekstslide

Zijn er mensen die graag extra uitleg willen over hoe je van een argument een uitgeschreven alinea maakt?
Dat hoeft niet, ik kan individueel aan de slag.
Ja ik wil wel meekijken hoe ik dat kan aanpakken.

Slide 32 - Poll

Van argument tot alinea


Stel je voor: jouw stelling is Iedereen moet Nederlands studeren
Hiervoor heb je drie argumenten:

  1. Nederlands is de mooiste taal ter wereld.
  2. De studie Nederlands past bij iedereen.
  3. Lezen van literatuur is het beste huiswerk.

Slide 33 - Tekstslide

Van argument tot alinea


Stel je voor: jouw stelling is Iedereen moet Nederlands studeren
Hiervoor heb je drie argumenten:

  1. Nederlands is de mooiste taal ter wereld.
  2. De studie Nederlands past bij iedereen.
  3. Lezen van literatuur is het beste huiswerk.

Slide 34 - Tekstslide

Onderzoek gedaan
De studie Nederlands past bij iedereen.
Onderbouwing:
  • het is een heel breed vakgebied
want: je kunt je specialiseren in literatuur, taalwetenschap, communicatie of journalistiek
  • je kunt een groot deel van je studie zelf invullen
want: keuzeruimte is 30% van opleiding
  • je kunt keuzevakken volgen bij heel veel andere studies
want: vrije keuze, voorbeelden geven

Slide 35 - Tekstslide

De studie Nederlands past bij iedereen.

Onderbouwing:
  • het is een heel breed vakgebied
want: je kunt je specialiseren in literatuur, taalwetenschap, communicatie of journalistiek
  • je kunt een groot deel van je studie zelf invullen
want: keuzeruimte is 30% van opleiding
  • je kunt keuzevakken volgen bij heel veel andere studies
want: vrije keuze, voorbeelden geven
Geschreven alinea

.... (hier komt de verbindingszin vanaf arg. 1)
De studie Nederlands past bij iedereen. Zo kun je je specialiseren in vier vakgebieden: literatuur, taalwetenschap, communicatie of journalistiek. Het is dus een heel breed vakgebied waar bijna alle interesses wel een plek vinden. Verder kun je een groot deel van de studie zelf bepalen. De keuzeruimte is namelijk zo'n 30% van de opleiding. Die keuzeruimte kun je vervolgens bij heel veel andere studies invullen. De keuze is namelijk helemaal vrij.

Slide 36 - Tekstslide

Vervolgstap: retorica
.... (hier komt de verbindingszin vanaf arg. 1) De studie Nederlands past daarnaast bij iedereen. Zo kun je je specialiseren in vier geweldige vakgebieden: literatuur, taalwetenschap, communicatie of journalistiek. Het is dus een heel breed vakgebied waar bijna alle interesses wel een plek vinden. Mensen die graag cijfermatig onderzoek doen, kunnen hun lol op bij statistiek in de taalwetenschap. Biologiefanaten vinden daar ook breinscans, hersenwetenschappen en wakkere operaties. Binnen de literatuur en de journalistiek vind je verder de meest fantastische verhalen.  Ook (verder) kun je een groot deel van de studie helemaal zelf bepalen. De keuzeruimte is namelijk zo'n 30% van de opleiding: heel groot dus! Van de drie jaar die je studeert, kun je er in totaal een helemaal zelf bepalen. Die keuzeruimte kun je vervolgens bij heel veel andere studies invullen. De keuze is namelijk helemaal vrij. Ik heb zelf bijvoorbeeld vroeger Spaans, Fins en Geschiedenis van het Midden-Oosten gevolgd.

Slide 37 - Tekstslide

Op basis van hoe ver je nu bent en wat je nu weet: hoe voel je je over de BK?
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll