ser estar hay

Hoy es jueves, el 8 de mayo
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoy es jueves, el 8 de mayo

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Leren wanneer gebruik je HAY (er is-er zijn), ESTAR (zijn/zich bevinden) y SER (zijn).

Slide 3 - Tekstslide

El uso de HAY
Hay vertaal je met er is of er zijn.
HAY + ONBEPAALD LIDWOORD:            Hay un estadio de fútbol.
HAY + GETALLEN:                                  Hay 20 chicas en la clase.
HAY + ONBEPAALDE HOEVEELEDEN:   
HAY als er geen lidwoord, getal of onbepaalde hoeveel staat

Hay muchas/pocas/algunas  tiendas en el centro de Ámsterdam.

Slide 4 - Tekstslide

La forma de HAY
Sólo hay una forma.
No cambia.


Slide 5 - Tekstslide

El uso de ESTAR
  • plaatsaanduiding
  • fysieke of mentale toestand (gevoelens)
  • om te zeggen wat je van het eten vindt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hay/está/están
Na Hay staat er vóór zelfstandige naamwoorden nooit een bezittelijk voornaamwoord of bepaald lidwoord.
En mi calle hay muchos coches aparcados.

- staat er voor het zelfstandig naamwoord wel een bepaald lidwoord of bezittelijk of aanwijzend voornaamwoord? Dan gebruik je ESTAR (zijn).
¿También está el coche de Pablo?
No el coche de Pablo no está.

Slide 8 - Tekstslide

Escribe 2 frases con
ESTAR y HAY

Slide 9 - Open vraag

El uso de SER
  • identificeren en definiëren (wie, wat)
  • naam, herkomst, beroep
  • eigenschappen, karakter
  • kleur, materiaal
  • datum en tijdsaanduiding
  • prijs
  • bezit


Slide 10 - Tekstslide

Hoe iemand of iets is 
Waar iemand of iets is
Er is/ er zijn
HAY
ESTAR
SER
un, una, unos, unas
muchos, muchas, pocos, pocas
Tijd en datum
Mentale gesteldheid
Karakter
Tijdelijke fysieke toestand

Slide 11 - Sleepvraag

Los actores de la casa de papel no . . . . . . . todos españoles.
A
son
B
están

Slide 12 - Quizvraag

La serie Élite . . . . muy apasionante.
A
es
B
está

Slide 13 - Quizvraag

En esta peluquería sólo . . . . . mujeres.
A
son
B
están
C
hay

Slide 14 - Quizvraag

Los profesores de este instituto . . . todos muy inteligentes.
A
están
B
son

Slide 15 - Quizvraag

¿Dónde . . . . las islas Canarias?
A
es
B
están
C
está

Slide 16 - Quizvraag

Practicamos más con SER, ESTAR y HAY

Haz clic en:

Slide 17 - Tekstslide