Spelling blok 3 + 4 - 2KT Hoofdletters, meervoud zn, apostrof, weglatingsstreepje, afbreekstreepje

Schrijf de volgende zin met hoofdletters:
"'s morgens moet mevrouw de Vries 25 kilometer fietsen. "
1 / 31
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Schrijf de volgende zin met hoofdletters:
"'s morgens moet mevrouw de Vries 25 kilometer fietsen. "

Slide 1 - Open vraag

Schrijf de volgende zin met hoofdletters:
40% van de brabanders viert carnaval.

Slide 2 - Open vraag

in het rijksmuseum hangt het schilderij van rembrandt. het museum is in amsterdam.

Slide 3 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
mama

Slide 4 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
baby

Slide 5 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
huis
staaf

Slide 6 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
spook
brok

Slide 7 - Open vraag

Wat is het meervoud van:
zee

Slide 8 - Open vraag

Gebruik je eigen voornaam in de volgende zin:
[jouw naam] tas.

Slide 9 - Open vraag

Hij ontbijt ............ altijd om 7 uur.
A
sochtends
B
's ochtends
C
s'ochtends

Slide 10 - Quizvraag

.... bril is kapot
A
Opa's
B
Opaas
C
Opas

Slide 11 - Quizvraag

De tas van ........ is stuk
A
Marlies
B
Marlies'
C
Marlie's

Slide 12 - Quizvraag

De monteur repareert 5 .... per dag
A
cvs
B
cv's
C
cvs'

Slide 13 - Quizvraag

Noteer korter. Gebruik waar het kan een weglatingsstreepje.
"voorspoed en tegenspoed"

Slide 14 - Open vraag

Noteer korter. Gebruik waar het kan een weglatingsstreepje.
"lage huur en hoge huur"

Slide 15 - Open vraag

Plaats een afbreekteken op de juiste plek
"A4'tje"

Slide 16 - Open vraag

Plaats een afbreekteken op de juiste plek:
"fotootje"

Slide 17 - Open vraag

Welke regel wordt gebruikt voor het spellen van het woord in hoofdletters?
"Hij VINDT haar wel leuk."
A
tegenwoordige tijd: ik-vorm +t
B
verleden tijd: ik-vorm +te(n)
C
verleden tijd: ik-vorm +de(n)
D
verleden tijd: voltooid deelwoord op +d

Slide 18 - Quizvraag

Welke regel wordt gebruikt voor het spellen van het woord in hoofdletters?
"Ze heeft in haar handen GEKLAPT."
A
tegenwoordige tijd: ik-vorm +t
B
verleden tijd: ik-vorm +te(n)
C
verleden tijd: ik-vorm +de(n)
D
verleden tijd: voltooid deelwoord op +t

Slide 19 - Quizvraag

Welke regel wordt gebruikt voor het spellen van het woord in hoofdletters?
"Haar moeder VERDEELDE de taart."
A
tegenwoordige tijd: ik-vorm +t
B
verleden tijd: ik-vorm +te(n)
C
verleden tijd: ik-vorm +de(n)
D
verleden tijd: voltooid deelwoord op +t

Slide 20 - Quizvraag

Welke regel wordt gebruikt voor het spellen van het woord in hoofdletters?
"We moesten gaan LOPEN."
A
verleden tijd: voltooid deelwoord
B
tegenwoordige tijd: hele werkwoord

Slide 21 - Quizvraag

De koe werd ..... (doden)
A
gedoodt
B
gedood
C
gedoot

Slide 22 - Quizvraag

Hij .... de koe. (doden)
A
dode
B
doode
C
doodde

Slide 23 - Quizvraag

De ...... koe (doden)
A
gedoodde
B
gedode

Slide 24 - Quizvraag

Leg uit waarom het "De gedode koe" is.

Slide 25 - Open vraag

De ...... prijs.
A
gewonne
B
gewonnen

Slide 26 - Quizvraag

Hoe weet je dat het "De gewonnen prijs" is?

Slide 27 - Open vraag

Gewass... groente met gekook.. aardappelen
A
gewasse, gekookte
B
gewassen, gekookten
C
gewasse, gekookten
D
gewassen, gekookte

Slide 28 - Quizvraag

De gang is ......
A
verbreet
B
verbreed
C
verbreedt

Slide 29 - Quizvraag

De .... gang.
A
verbreede
B
verbreedde
C
verbrede

Slide 30 - Quizvraag

Hij ..... de gang.
A
verbreede
B
verbreedde
C
verbrede

Slide 31 - Quizvraag