Overal 3H P1.4

1.4 Druk
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.4 Druk

Slide 1 - Tekstslide

1.4 Druk
En waarom liggen er staalplaten op de grond waar de vrachtwagen overheen rijdt?

Waarom heeft deze vrachtwagen zo veel wielen?

Slide 2 - Tekstslide

1.4 Druk
Wegzakken.
De druk kun je verkleinen door het oppervlak te vergroten of de kracht te verkleinen

De druk kun je berekenen met: P = F / A
P: de druk in newton per vierkante meter (N/m²)
F: de kracht in newton (N)
A: de oppervlakte in vierkante meter (m²)

Slide 3 - Tekstslide

1.4 Druk
wegzakken

De standaardeenheid van druk is N/m²
Deze wordt ook wel Pascal (Pa) genoemd 
Een andere eenheid is N/cm²
1N/m² = 10.000 N/cm²


Slide 4 - Tekstslide

1.4 Druk
Rekenen aan druk
Een brandweerman red iemand die door het ijs is gezakt.
b. De brandweerman heeft een massa van 80 kg. De oppervlakte van het plateau waarop hij ligt is 1,2 m²
Bereken de druk die hij uitoefent op het ijs in N/m²
a. Waarom ligt de brandweerman op het ijs en loopt hij niet gewoon.

Slide 5 - Tekstslide

1.4 Druk
Rekenen aan druk
Een brandweerman red iemand die door het ijs is gezakt.
Als de brandweerman ligt, verdeelt hij zijn zwaartekracht zich over een grotere oppervlakte en oefent hij een kleinere druk op het ijs uit. Hij zakt er minder snel doorheen
a. Waarom ligt de brandweerman op het ijs en loopt hij niet gewoon.

Slide 6 - Tekstslide

1.4 Druk
b. De brandweerman heeft een massa van 80 kg. De oppervlakte van het plateau waarop hij ligt is 1,2 m2.
Bereken de druk die hij uitoefent op het ijs in N/m2
Fz = m.g    80 x 9,81 = 784,8 N
p = F/A
p = 784,8/1,2 =  654 N/m2

Slide 7 - Tekstslide


Bij welke spijker hoef je de minste kracht te leveren om hem in het hout te slaan.
A
B
A
Spijker A, door de punt heb je een klein oppervlakte waardoor de uitwerking van de kracht groter is.
B
Spijker A, door de punt heb je een groot oppervlak waardoor de uitwerking van de kracht kleiner is.
C
Spijker B, door de platte onderkant heb je een groot oppervlak en dus grotere uitwerking van de kracht.
D
Spijker B, door de platte onderkant heb je een klein oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.

Slide 8 - Quizvraag

Wanneer wordt de druk groter?
A
Bij een groter oppervlak
B
Bij een kleiner oppervlak
C
De oppervlakte heeft geen invloed

Slide 9 - Quizvraag

Hoe bereken je de druk
A
oppervlakte x massa
B
oppervlakte x kracht
C
massa : oppervlakte
D
kracht : oppervlakte

Slide 10 - Quizvraag

Een druk van 10 Pa is even veel als een druk van ..
A
100 N/m2
B
10 N / m2
C
10000 N / m2
D
0,01 N/m2

Slide 11 - Quizvraag


Een baksteen met de afmeting 20 x 10 x 5 cm en een massa van 3 kg kun je op drie zijdes neerzetten.
 bereken van de grootste zijde de druk in N/m²

Slide 12 - Open vraag


Een baksteen met de afmeting 20 x 10 x 5 cm en een massa van 3 kg kun je op drie zijdes neerzetten.
 bereken van de kleinste zijde de druk in N/m²

Slide 13 - Open vraag

1.4 Druk
Als je een mes slijpt dan verklein je het snijoppervlak
Als je het snij oppervlak 2x zo klein maakt dan oefen je bij een gelijke kracht 2x zo veel druk uit.

Dit heet omgekeerd evenredig


Als de ene grootheid 2x zo groot wordt dan wordt de andere grootheid 2x zo klein en omgekeerd.


Slide 14 - Tekstslide

1.4 Druk
Huiswerk
Leren 1.4
Maak de vragen van 1.4

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide