1BK Lezen blok 1

theorie
We lezen eerst samen de theorie op blz. 41 en 42
Let eerst op de buitenkant kenmerken: welke woorden vallen op?

Nederlands
BLOK 1 § Lezen 

Pak je boek en schrift erbij :) 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

theorie
We lezen eerst samen de theorie op blz. 41 en 42
Let eerst op de buitenkant kenmerken: welke woorden vallen op?

Nederlands
BLOK 1 § Lezen 

Pak je boek en schrift erbij :) 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk nakijken / bespreken
- Herhalen uitleg tekstdoelen
- Extra oefenen tekstdoelen
- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze paragraaf:
- kun je van een tekst het tekstdoel voorspellen.
- kun je aangeven welke tekstsoort bij wel tekstdoel hoort.
- kun je verschillende tekstvormen herkennen.
- kun je aangeven voor welk publiek een tekst geschreven is.
- kun je achter de betekenis van moeilijke woorden komen. 
lezen  (blz. 34-38)

Slide 3 - Tekstslide

Welke teksten
lees je thuis en waarom?
Noem er 2 en leg uit!

Slide 4 - Woordweb

huiswerkopdracht 42 (blz. 35) 

Kijk naar tekst 3, tekst 4 en tekst 5 (blz. 36 + 37)

Beantwoord voor iedere tekst de volgende vragen:

  1. Wat is de titel van de tekst?
  2. Wat zie je op de afbeelding?
  3.  Waar denk je dat de tekst over zal gaan?
  4.  Wat weet je hier al van?
  5.  Wat is het tekstdoel?

Slide 5 - Tekstslide

nakijken opdr. 42 tekst 3 
  • a De titel van tekst 3 is ‘Duurste hondenbruiloft ooit’.
  •  b Op de afbeelding zie ik t....
  •  c De tekst gaat volgens mij over ...
  •  d Ik weet al dat ...
  •  e Het tekstdoel is informeren.

Slide 6 - Tekstslide

nakijken opdracht 42 tekst 4 
  • a De titel van tekst 3 is ‘Mattie & Wietze elke ochtend’.
  •  b Op de afbeelding zie ik twee mannen.
  •  c De tekst gaat volgens mij over ...
  •  d Een goed antwoord kan zijn: Ik weet al dat je ’s ochtends heel veel radioshows hebt.
  •  e Het tekstdoel is overhalen.

Slide 7 - Tekstslide

nakijken opdr. 42 tekst 5
  • a. De titel van Tekst 5 is Jort
  •  b. Op de afbeelding zie ik ...
  •  c. De tekst gaat volgens mij over een grappig verhaaltje.
  •  d. Ik weet al dat ..
  •  e. Het tekstdoel is amuseren.

Slide 8 - Tekstslide

Leesdoel en tekstdoelen
Als je een tekst leest, heb je daar een bedoeling mee. Bijvoorbeeld:
  • Je leest een stripboek om plezier te hebben.
  • Je bekijkt je lesrooster om te weten in welk lokaal je moet zijn.
De bedoeling van de lezer noem je het leesdoel. De schrijver van een tekst houdt rekening
met het leesdoel. Hij heeft zelf ook een bedoeling met zijn tekst. Dat is het tekstdoeL Dit doel
past bij het leesdoel dat jij hebt. Als je het tekstdoel kent, kun je de tekst beter begrijpen.
voorbeeld
  • De schrijver van een reclamefolder voor een supermarkt wil de lezers naar de winkel lokken om iets te kopen.
  • De schrijver van een recept in een kookboek wil de lezers uitleggen hoe je een bepaalde maaltijd klaarmaakt.

Slide 9 - Tekstslide

soorten tekstdoelen
Je hebt gezien dat elke tekst een tekstdoel heeft. Je gaat nu kijken naar teksten met de volgende tekstdoelen:

  • informeren: de schrijver wil de lezer iets nieuws vertellen.
  • overhalen: de schrijver wil de lezer aansporen iets te gaan doen.
  • amuseren: de schrijver wil de lezer vermaken door iets grappigs of boeiends te vertellen.

Slide 10 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een tekst waarbij het tekstdoel Amuseren is

Slide 11 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een tekst waarbij het tekstdoel informeren is

Slide 12 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een tekst waarbij het tekstdoel overhalen is

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Link

voorspellen
Je ziet dadelijk een aantal titels. 
Voorspel het tekstdoel.

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel:
Meer hangouderen dan hangjongeren?
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Vul de bon in en word vandaag nog lid!
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Report Jort en het geheimzinnige eiland.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
Jongeren gaan steeds verder op vakantie.
A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Link

Slide 21 - Tekstslide

Ik weet het verschil tussen informeren, overhalen en amuseren.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 22 - Quizvraag

Ik weet welke tekstsoorten er zijn.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 23 - Quizvraag

Ik weet wat het verschil is tussen een breed publiek, een kleiner publiek en een persoon of klein groepje.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 24 - Quizvraag