P2 11 okt uitleg p2 en voorzetselvoorwerp

timer
12:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

timer
12:00

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
- Woordenschat: vergelijking
- Grammatica: voorzetselvoorwerp / pers. en bez. voornaamwoord
- Spelling: leestekens/gebiedende wijs
Hoofdstuk 2
- Woordenschat: metafoor en personificatie
- Grammatica: naamw. gezegde / koppelwerkwoord / hulpwerkwoord
- Spelling: leenwoorden / Engelse werkwoorden

Periode 2 toets 3
P2T3
Hoe verder de komende periode?

Slide 2 - Tekstslide

Studiewijzer
Vooruitwerken?
Kijk in de werkwijzer

Slide 3 - Tekstslide

De volgorde redekundig ontleden:
1. pv: werkwoord dat van tijd kan veranderen,
2. zinsdeelstrepen
3. wg: alle werkwoorden van de zin, soms te of een vz
of    ng (hs 2): alle werkwoorden + naamwoordelijk deel
4. o: wie / wat + gezegde    
5. lv: wie / wat +wg + o
6. mv: aan wie / voor wie + wg + o + lv 
     vzv (voorzetselvoorwerp): 
8. bwb: begint vaak met vz; zegt iets over waarom, waar, wanneer, hoe

7

Slide 4 - Tekstslide

Wat is ook al weer een voorzetsel?

Slide 5 - Tekstslide

Een voorzetselvoorwerp (vzv):
  • is een zinsdeel dat meestal begint met een vast voorzetsel (houden van, wachten op,
    omgaan met, 
    verliefd op, enzovoort).
  • heeft een figuurlijke betekenis.
    Ik wacht op mijn vader
  • komt maar 1 keer voor in een zin.




Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ga nu eerst verder met:
Hs 1 woordenschat, blz. 24, opdr. 1 t/m 6
Klaar? Ga dan verder met:
Grammatica, blz. 28, voorzetselvoorwerp (vv), opdr. 1 t/m 5

Geen huiswerk! Maarrrrrr:
Aan het eind van de volgende les moet het af zijn. 
Wie als eerste het woord van opdracht 6 woordenschat weet, krijgt een lolly.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video