3V SCHAKELINGEN HERHALING
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Het lampje L in de schakeling moet op 24 V branden, de stroomsterkte door het lampje is dan 0,50 A.
Bereken de waarde van R die nodig is om dat te bereiken.
Bereken de waarde van R die nodig is om dat te bereiken.
Slide 2 - Open vraag
Het lampje L in de schakeling moet op 24 V branden, de stroomsterkte door het lampje is dan 0,50 A.
Bereken het vermogen van het lampje.
Bereken het vermogen van het lampje.
Slide 3 - Open vraag
De tekening geeft een gedeelte van een schakeling weer. Een lampje L is parallel geschakeld met een weerstand R2 (zie de figuur). In de schakeling is ook een ampèremeter opgenomen.
A. Welke stroomsterkte geeft de ampèremeter aan?
B. Bereken de hoofdstroom I.
A. Welke stroomsterkte geeft de ampèremeter aan?
B. Bereken de hoofdstroom I.
Slide 4 - Open vraag
In de figuur hiernaast zijn alle lampjes van dezelfde soort.De schakelaar wordt gesloten.
Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L1 brandt het felst.
Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L1 brandt het felst.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
In de figuur hiernaast zijn alle lampjes van dezelfde soort.
De schakelaar wordt gesloten. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L2 brandt het minst fel.
De schakelaar wordt gesloten. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L2 brandt het minst fel.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
In de figuur hiernaast zijn alle lampjes van dezelfde soort.
De schakelaar wordt gesloten. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L1 is 0 A
De schakelaar wordt gesloten. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L1 is 0 A
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
In de figuur hiernaast zijn alle lampjes van dezelfde soort.
De schakelaar wordt geopend. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L1 gaat uit.
De schakelaar wordt geopend. Geef van onderstaande bewering aan of deze juist of onjuist is.
L1 gaat uit.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Drie weerstanden worden in serie aangesloten op een spanningsbron van 12V. Voor de weerstanden geldt R1 = 200 Ω, R2 = 400 Ω en R3 = 600 Ω.
a Teken een schema van de schakeling.
b Laat met een berekening zien dat de stroom die door de weerstanden loopt 10mA is. Bereken daarvoor eerst de vervangingsweerstand.
c Bereken met de wet van Ohm de spanning over elk van de drie weerstanden.
a Teken een schema van de schakeling.
b Laat met een berekening zien dat de stroom die door de weerstanden loopt 10mA is. Bereken daarvoor eerst de vervangingsweerstand.
c Bereken met de wet van Ohm de spanning over elk van de drie weerstanden.
Slide 9 - Open vraag
Drie weerstanden van 100, 45 en 33 Ω zijn parallel geschakeld. Bereken de vervangende weerstand.
Slide 10 - Open vraag
Bereken de vervangingsweerstand van onderstaande schakeling.
Slide 11 - Open vraag
Leg uit hoe een elektroscoop werkt.
Slide 12 - Open vraag
Kan je aan de elektroscoop zien of een of de staat positief of negatief geladen is? Leg uit.
Slide 13 - Open vraag
NTC
PTC
Ohmse weerstand
