2.3/2.4 Veranderingen in de puberteit/Bevruchting en zwangerschap

2.3/2.4 Veranderingen in de puberteit en bevruchting en zwangerschap 
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

2.3/2.4 Veranderingen in de puberteit en bevruchting en zwangerschap 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Wat heb je de afgelopen les gedaan?                                     5 min
  • Waar ga jij in deze les aan werken? (jouw doelen)            5 min
  • Wat weet je al?                                                                                  10 min
  • Samen of zelfstandig aan de slag                                           15 min
  • Heb je je doelen behaald?                                                           10 min
  • Afsluiting van de les                                                                        5 min

Slide 2 - Tekstslide

Waar hebben we het vorige x over gehad?

Slide 3 - Tekstslide

Waarin liggen de eicellen?
A
Eierstokken
B
Baarmoeder
C
Eilleider
D
Vagina

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de primaire geslachtskenmerken
A
Schaamhaar
B
Penis en schaamhaar
C
Okselhaar
D
Schaamlippen en vagina

Slide 6 - Quizvraag

Hoe is je score?
De meeste vragen goed? 
Dan mag je samen met je buurvrouw of buurman aan de slag met je eigen doelen.

 De meeste vragen fout?
Dan gaan we samen nog even aan de slag met het doornemen van dit hoofdstuk.

Slide 7 - Tekstslide


Waar ga jij in deze les aan werken?

Slide 8 - Woordweb

Verlengde instructie nodig of ga je zelfstandig aan de slag?

Slide 9 - Tekstslide

Primaire en secundaire geslachtskenmerken

Slide 10 - Tekstslide

De primaire geslachtskenmerken zijn al bij de geboorte aanwezig. Bij het meisje zijn dat:

 de eileiders; 
     de eierstokken
 de baarmoeder; 
 de vagina; 
 de schaamlippen 
 De primaire geslachtskenmerken bij de jongen zijn: 

 
 de teelballen
 de bijballen; 
 de prostaat; 
 de penis.

Slide 11 - Tekstslide

De bevruchting vindt plaats in de eileiders, na de ovulatie (eisprong).

Na de bevruchting:
  • Delen
  • Naar baarmoeder
  • Innesteling

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Eicel
  • Vrouwelijke geslachtscel
  • Vanaf tot puberteit tot de overgang komt elke maand een eicel vrij
  • De eicel bevat voedingsstoffen

Slide 14 - Tekstslide

Menstruatiecyclus

Slide 15 - Tekstslide

 Zwangerschap en geboorte
Het kindje dat in de baarmoeder groeit wordt de eerste weken embryo genoemd.

De eerste weken krijgt het embryo voeding van het baarmoederslijmvlies.
Daarna krijgt het embryo voeding via de placenta.
Het embryo is met de placenta verbonden via de navelstreng.




Slide 16 - Tekstslide

Vruchtvliezen en vruchtwater
Na 3 maanden noemen we embryo een foetus.

Om de foetus zitten en vruchtvliezen, hierin zit het vruchtwater:
- beschemt tegen stoten, uitdroging en schommelingen van temperatuur.

Slide 17 - Tekstslide

Prenataal onderzoek
= onderzoek voor de geboorte

  • echo
  • vruchtwaterpunctie
  • vlokkentest
  • NIPT

Slide 18 - Tekstslide

Samen aan de slag of alleen?

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag:
Wat ga je doen: 
Aan de slag met jouw doelen waar je aan wil werken.
Hoe?
Met behulp van de aftekenlijst en je werkboek/laptop.
Hulp nodig?
Vraag je buurman/buurvrouw of sla de vraag even over.
Resultaat?
Je kan aangeven hoe tevreden je bent met de behaalde doelen en 
een vraag daarover beantwoorden.
Klaar?
Dan mag je verder werken aan de volgende paragraaf.
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Wat zijn primaire geslachtskenmerken?
A
Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn.
B
Geslachtskenmerken die op latere leeftijd ontstaan door hormonen

Slide 21 - Quizvraag

Hoe krijgt de foetus voeding en zuurstof?
A
Via de vruchtvliezen
B
Via het vruchtwater
C
Via de navelstreng

Slide 22 - Quizvraag

Een ander woord voor moederkoek is...
A
Placenta
B
Vruchtwater
C
Embryo
D
Vruchtvliezen

Slide 23 - Quizvraag

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatiecyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 24 - Quizvraag

Heb je gedaan wat je van te voren bedacht had (jouw doelen)?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Afsluiting van de les
Heb je nog huiswerk voor een volgende x?

Slide 26 - Tekstslide