Phrases clés C Chap 11
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ben je lang gebleven?
Ik ben een week gebleven.
Wat hebben jullie gedaan?
We hebben gezwommen in zee.
Heb je een leuke vakantie gehad?
Je suis resté une semaine.
On a nagé dans la mer.
Tu as passé de bonnes vacances?
Qu’est-ce que vous avez fait?
Oui, c’était super!
Tu es resté(e) longtemps?
Slide 2 - Sleepvraag
Heb je een leuke vakantie gehad?
A
Tu as passer de bonnes vacances?
B
Tu as passé de bonnes vacances?
C
Tu vas passé de bonnes vacances?
D
Tu as passé de bonne vacance?
Slide 3 - Quizvraag
Vertaal:
Heb je een leuke vakantie gehad?
Heb je een leuke vakantie gehad?
Slide 4 - Woordweb
Wat hebben jullie gedaan?
A
Qu’es-ce que vous avez fait?
B
Qu’est-ce que vous avez fait?
C
Qu’est-ce que vous avons fait?
Slide 5 - Quizvraag
Tu es rester longtemps?
A
Goede zin
B
Foute zin
Slide 6 - Quizvraag
Ik ben een week gebleven.
Slide 7 - Open vraag
Wat hebben jullie gedaan?
Slide 8 - Open vraag
We hebben gezwommen in zee.
A
On a nager dans la mer.
B
On a nagé dans
la mère
C
On va nagé dans la mer.
D
On a nagé dans
la mer.
Slide 9 - Quizvraag
Vertaal:
We hebben gezwommen in zee.
We hebben gezwommen in zee.
