Wat: Begin door kortbondig de twee vragen te beantwoorden voordat je begint met schrijven. Dit dient als je klad. Daarna schrijf je het uit in ongeveer 100 woorden.
Hoe: Individueel, schrijver/schrijfster.
Hulp: Woordenboek, docent, gedicht, boek.
Tijd: 10 minuten.
Resultaat: Elke leerling is bijna of volledig klaar. Iedereen heeft in ieder geval een klad met de daarin benoemde punten.
Klaar: Geduldig even wachten op de rest.