Spelling

Werkwoordspelling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoord
Is het de persoonsvorm?
Ja of nee

Slide 2 - Tekstslide

Nee?

Is het een bijvoegelijk naamwoord?
Schrijf hem zo kort mogelijk op!

-De vergrote foto
-Het lopende meisje


of

Is het een voltooid deelwoord?
Maak hem langer.


-Het is gebeurd
-Het is verlicht
-Ik heb geverfd

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van lopen?
A
Loop
B
Liep
C
Liepen
D
Gelopen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van schrijven
A
Schrijf
B
Schreef
C
Geschreven
D
Geschreef

Slide 7 - Quizvraag

Is het wel een persoonsvorm
Ja
Kijk dan naar de tijd. Staat de zin in tegenwoordige tijd of verleden tijd?

Slide 8 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd
Ik: De stam: Ik word, ik bel, ik wil
Jij, je, hij, zij en u: De Ik-vorm +t: Hij wordt, hij belt, hij wilt
Wij-vorm: De ik-vorm +en: Wij worden, wij bellen, wij willen

Slide 9 - Tekstslide

Ik ...... niet meer (roken)
A
Roken
B
Rookt
C
Rook
D
Geroken

Slide 10 - Quizvraag

Hij ..... nooit meer sinds hij is gevallen. (Werken)
A
Werkt
B
Werk
C
Werken
D
Gewerkt

Slide 11 - Quizvraag

Wij ..... omdat we voorop lopen
A
Win
B
Wint
C
Winen
D
Winnen

Slide 12 - Quizvraag

Verleden tijd:

Sterke werkwoorden:
Geen regel voor moet je gewoon weten.
-Lopen word liepen
-Kijken word keken
-Zingen word zongen





Zwakke werkwoorden:
Hierbij gebruik je het kofschip.
ik-vorm +de(n) of +te(n)
-De gehuurde film
-Hij kopte de bal
-Wij verzorgden oma na haar val




Slide 13 - Tekstslide

T'kofschip 
Hiervan kijken we alleen naar de t,k,f,s,c,h,p en x!
Hoe werkt het?
Altijd en van het hele werkwoord dus niet de ik vorm!
Zoenen ik haal en eraf.
Zoen zit de n in het kofschip nee dus zoende met een d
Verhuizen ik haal en eraf
Verhuiz z zit niet in het kofschip dus verhuisde met een d

Slide 14 - Tekstslide

Oefenen alles door elkaar!

Slide 15 - Tekstslide

De auto ...... gisteren tegen de muur.
A
Botsde
B
Botste
C
Botsen
D
Botst

Slide 16 - Quizvraag

Het meisje ..... want ze was gevallen.
A
Huilde
B
Huilte
C
Huild
D
Huilten

Slide 17 - Quizvraag

.... je de tandarts voor een afspraak?
A
Bel
B
Belt
C
Beld
D
Bellen

Slide 18 - Quizvraag

.... hij of hij mag blijven slapen?
A
Vraagde
B
Vraagte
C
Vroeg
D
Vroegde

Slide 19 - Quizvraag

Het ....... hem dat hij niet mee mocht.
A
Verbaaste
B
Verbaasde
C
Verbaasten
D
Verbaasden

Slide 20 - Quizvraag

Ik en mijn ...... hoofd gaan slapen.
A
Ontploft
B
Ontplofd
C
Ontplofte
D
Ontplofde

Slide 21 - Quizvraag

Wij ..... mensen vriendelijk te vertrekken
A
Verzochde
B
Verzochte
C
Verzochten
D
Verzochden

Slide 22 - Quizvraag

De ..... foto is nu grijs
A
Verkleurden
B
Verkleurde
C
Verkleurten
D
Verkleurte

Slide 23 - Quizvraag

Ik heb mijn haar .......
A
Gebleekt
B
Gebleekd
C
Gebleek
D
Gebleekde

Slide 24 - Quizvraag

Ik .... de brief naar mijn werk gisteren
A
Faxd
B
Faxde
C
Faxt
D
Faxte

Slide 25 - Quizvraag

Wij ...... de schatkist leeg
A
Roofde
B
Roofte
C
Roofden
D
Rooften

Slide 26 - Quizvraag

Aan de slag!
We gaan aan de slag
Maken blz 19 (les 14b)
Klaar?
Eigentaak woordenschat/spelling

Slide 27 - Tekstslide